Earwen - Wees maar gerust, alles komt wel weer goed.
Eleanor Larathiel - Jup, cliffhanger, maar ik had geen tijd meer om verder te typen, dus hier is het vervolg. Misschien weer een beetje een cliffhanger, maar toch een beter einde voor een hoofdstuk. Ja, een lollige tegenstelling, ik had er niet zo bij stil gestaan.
HOOFDSTUK 4
"WAAR DENK JE WEL NIET DAT JE MEE BEZIG BENT!" Brulde Sneep in mijn gezicht en pakte me bij mijn kraag omhoog.
"Severus…" Klonk de stem van professor Perkamentus vanuit de deuropening en Sneep keek me nog een keer woest aan voordat hij me losliet. Of beter: in een hoek gooide.
"Denk je dat dit iets oplost?" vroeg hij zacht, maar met pure woede in zijn stem en gooide de brievenopener naar me toe. Blank keek ik hoe de opener langs me viel en toen naar professor Sneep.
"Je weet er helemaal niets vanaf," zei ik met geknepen stem en krabbelde overeind.
"Jij hebt geen benul van alles dat ik wel en niet weet," antwoordde hij met samengeknepen ogen. "Wat ik ook weet is dat het helemaal niets op lost."
"Weet je nog, toen je me tegenhield, vlak voordat ik sprong?" gilde ik nu kwaad. "Ik heb me al heel lang niet meer zo gelukkig gevoeld. Al vanaf dat mijn broertje stierf niet meer. En dat is vier jaar geleden."
"Maar denk je nou echt dat dit de oplossing is?" Ging ik tegen haar in, toch een beetje geschokt van het feit dat ze een broer had gehad.
"Ik wil alleen maar gelukkig zijn." Snikte ze en begroef haar gezicht in haar handen. "Ik wil weer bij mijn broertje zijn. En bij mijn mama."
"Die zijn er niet meer," zei ik koel.
"Jewel!" Gilde ze. "Ze zijn er nog wel en als je me niet had tegengehouden zou ik nu bij hen zijn geweest!"
Zo liet ik niemand tegen me praten. Zeker niet zo'n onnozel wicht dat denkt dat ze de enige in de wereld is met problemen.
"Wat zouden ze wel niet van je denken als ze je nu zouden zien?" vroeg ik en zag dat haar gezicht een uitdrukking vormde van gekwetstheid. "Je loopt weg voor je problemen. Je bent een lafaard."
Ik zag hoe Severus Evelien zijn rug toe keerde en de deur uit liep. Evelien leek geschokt door wat hij had gezegd en keek wezenloos naar de brievenopener aan haar voeten.
"Ben ik een lafaard?" vroeg ze zachtjes en keek me toen aan. "Ik wil geen lafaard zijn."
Ik zei niets. Ik zag dat al haar lust om zelfmoord te plegen uit haar was gevloeid en dat er iets anders voor in de plaats was gekomen. Een soort kille vastberadenheid.
"Ik bén geen lafaard," zei ze en bukte om de briefopener op te pakken.
Ik schrok. Had ik het toch verkeerd gezien? Ging ze toch zelfmoord plegen? Ik zette haastig een stap vooruit.
Ik ben geen lafaard.
Die zin bleef door mijn hoofd razen terwijl ik de briefopener oppakte.
Ik ben geen lafaard. Sneep ziet het verkeerd. En ik ga het hem laten zien ook.
Met een woeste zwaai gooide ik de brievenopener naar buiten.
Ik draaide me naar professor Perkamentus die verwonderd keek. Bewust van het vuur in mijn ogen vroeg ik: "En wanneer gaan we naar mijn vader?"
Please review!
