Oké mensen, de ontknoping...


HOOFDSTUK 7


Ik zag met een gevoel van triomf hoe het drankje begon te werken en stapte de kamer in.

Snel ging ik naast Evelien staan.

Toen het drankje zijn werd had gedaan opende de dikke man zijn ogen en keek me verbluft aan.

Zijn ogen zwierven verder naar Perkamentus en zijn blik veranderde naar verwarring.

Hij leek op een groot kind terwijl hij naar zijn dochter opkeek.

"Wat heb je gedaan?" vroeg hij. "Wie zijn deze mensen, Evelien?"

Evelien stond aan de grond genageld te staren naar het wezen op de grond dat haar vader was en ik nam het initiatief.

"Mijn naam is Professor Severus Sneep. Leraar Toverdranken aan Zweinsteins Hogeschool voor Hekserij en Hocus-Pocus. Dit is het hoofd van de school, professor Albus Perkamentus. Wij zijn hier om u te ondervragen over de manier hoe u uw dochter behandeld."


"Hoe… Hoe ik mijn dochter behandel?" vroeg hij, nog steeds vol verwarring.

Langzaam krabbelde hij overeind en keek professor Sneep achterdochtig aan.

"Wat gaat u dat aan? Ze is mijn dochter," zei hij met samengeknepen ogen.

"Ze is inderdaad uw dóchter, MENEER Linden," zei Sneep zacht, maar zijn stem was giftig van woede. "En mijn leerling."

Het is hoog tijd dat ik ingrijp.

"Severus," zei ik waarschuwend en de man keek me scherp aan.

"Maar…" Begon hij, maar ik schudde mijn hoofd.

Meneer Linden keek nu mij aan.

"Meneer Linden," zei ik met een kalme en redelijke stem. "Ongeveer een week geleden kwam uw dochter terug op school na de begrafenis van uw vrouw. Haar moeder. Tot onze schrik en bezorgdheid zat ze onder de blauwe plekken."

"Luister u eens," zei hij woedend. "U komt hier ongenodigd mijn huis binnen en u begint me te beschuldigen dat ik mijn dochter mishandel? Dat pik ik niet. Ik verzoek u mijn huis te verlaten, meneer."


Nee. Niet nu we zo ver zijn gekomen. Nu moet ik doorzetten.

Die gedachte kwam ineens bij me op. Ik hadhet gesprek tussen mijn vader en mijn professors onbewust gevolgd terwijl ik alleen maar naar mijn vader kon kijken.

Ik dwong mezelf uit de verstarring en dacht aan wat Sneep had gezegd.

Ik ben geen lafaard. Hij slaat me, dat is niet goed. Hij is het monster, niet ik.

Die conclusie vormde zich ineens in mijn hoofd en maakte alles in een keer een stuk duidelijker.

"Nee," zei ik simpel en mijn vader keek me woedend aan.

"Wat zeg je?"vroeg hij. "Heb ik je niet geleerd…"

"Nee!"riep ik, nu ook woedend.

Mijn vader keek me verbluft aan.

"Luister JIJ eens!" Schreeuwde ik. "Ik heb er genoeg van!"

Mijn vader nam een stap achteruit met een geschrokken gezicht.

"Ik heb er genoeg van om je slaafje te zijn! Ik ben je dochter. Ik ben ook een mens. Ik heb ook recht op geluk. Ik heb net zoveel recht op respect als jij. Nee!" Ik stampte met mijn voet op de grond. "Ik heb MEER recht op respect dan jij. Ik vertrek. Ik ga en ik kom nooit meer terug!"

Ik draaide met een ruk om en stormde naar boven om de rest van mijn bezittingen in te pakken.


Het geschrokken gezicht van de man veranderde in woede en ik hield een hand uit om hem tegen te houden om achter Evelien naar boven te stormen.

Hij keek me woedend aan.

"Wat denkt u zelf?" Zei ik kalm. "Verdient u haar respect?"

"Natuurlijk verdien ik respect. Ik ben haar vader en iedere dochter behoord haar vader te respecteren," zei hij woedend. "Zij heeft het recht niet om zo tegen mij te spreken!"

"U had haar respect," zei ik. "Maar die verloor ze."

"Hoezo verloor ze die?" Raasde hij. "Laat me door! Ik laat haar niet zomaar gaan!"

Door die zin viel er iets op zijn plaats. Ik wist wat er bij de man dwars zat.

"Een kind verlaat het ouderlijk huis altijd zodra het tijd is," zei ik kalm.

In één keer werd hij rustig en hij leek nu meer verdrietig dan woedend.

"Maar niet zo jong," zei hij wanhopig. "Ze was nog zo jong toen ze me verliet."


Met verbijstering bekeek ik de grote verandering in de man.

Vol respect keek ik naar Perkamentus.

Hoe doet hij het toch altijd?

"Ze verliet je niet," zei Perkamentus. "Ze groeide op en veranderde."

"Ze verliet me wel," zei de man. "Ze was mijn kleine meid niet meer toen ze thuis kwam met kerstmis. Met haar verhalen over draken en trollen, spreuken en... en...magie.Maar zij was niet de enige die me verliet. Mijn zoon werd me ook ontnomen. En het was allemaal haar schuld. Zij en haar magie."

"Een dood is niemands schuld," zei ik koud. "Zo is het leven. Daar moet je mee leren leven."

"Mijn vrouw verliet me ookal," zei hij zielig en dat maakte me kwaad.

"Naar wat ik heb gehoord, was dat niet geheel haar schuld," zei ik.

"Hoe bedoelt u dat?" riep hij kwaad. "Wat heeft u gehoord?"

"Hoe u uw vrouw mishandelde en haar voor dood achterliet."

Ik had bij het ziekenhuis nagevraagd hoe ze overleden was.

Van de trap gevallen, was gezegd.

De schuldige man keek me geschokt aan en ik zag tranen verschijnen.

"Dat was niet de bedoeling," fluisterde hij en keek naar de grond.

"Dat is het nooit en toch is het gebeurd."

"En nu ben ik helemaal alleen."


"Helaas wel," zei ik en keek de trap op. "Nu wel. Maar misschien is het nog niet helemaal te laat."

Ik richtte zich weer op de man die hem hoopvol aankeek.

"Ga jezelf eens te rade. Wat zou je kunnen hebben gedaan om haar respect te verliezen?"

De man kromp ineen onder mijn woorden.

"Ze houd veel van u," zei ik. "Misschien kunt u het nog goedmaken."

"Ik zou niet weten hoe," zei hij wanhopig.

"Het is best als ze u een tijdje niet meer ziet," zei ik. "Ze is erg wanhopig. Ze heeft geprobeerd zelfmoord te plegen."

Mijn woorden schokten de man.

"Heeft ze…" Fluisterde hij.

"U hebt haar meer pijn gedaan dan alleen lichamelijk verwond," zei ik.

"Ik weet niet… Het was niet mijn bedoeling om…" Fluisterde hij.

"Dat was het zeker niet, maar het is toch gebeurd." Onderbrak ik de stilte die volgde. "Ze heeft echter gesmeekt om de politie er niet bij te betrekken."

De man keek me weer aan.

"Wat kan ik doen om het goed te maken?" vroeg hij hoofdschuddend. "Ik denk niet dat er ook maar iets is wat zoiets goed kan maken."

"Als het goed gaat met u, zal het beter gaan met haar," zei ik en hij keek me fronsend aan. "Ik zou echter klein beginnen. Bijvoorbeeld het huis opruimen." Hij keek me verbaasd aan en keek rond.

Hij glimlachte droevig en knikte.

"Bedankt professors," zei hij dankbaar. "Zorg alstublieft goed voor mijn kleine engel."

Ik hoorde Severus snuiven, maar negeerde het.

Ik knikte de man toe en gebaarde Severus me te volgen.

"Kleine engel," zei hij minachtend. "Een paar minuten geleden was ze nog een 'lui ding'."

"De man was gewoon bang om haar te verliezen. Hij verloor teveel op hetzelfde moment en wist niet hoe hij ermee om moest gaan. De alcohol maakte hem agressief."

Severus keek me nadenkend aan.

"Hij verloor zijn baan toen Evelien naar Zweinstein ging. Vlak daarna verloor hij zijn enige zoon in een auto-ongeluk. Toen hij zijn dochter terug zag in de kerstvakantie was ze gegroeid en liet zien wat ze had geleerd schrok hij. Zoals vele Dreuzels is hij bang voor het onbekende. Bang voor de magie. Zijn dochter was zo veranderd dat hij haar niet meer terugherkende. Hij had haar in zijn ogen verloren."

Zwijgend stonden we voor de slaapkamerdeur van Evelien.

Ze had haar spullen gepakt, klaar om te vertrekken en nooit meer terug te komen.

Ze veegde de tranen van haar gezicht.

"Wees maar niet bang. Het is nog niet te laat," zei ik en glimlachte naar haar.

"U hebt met hem gepraat?" vroeg ze en ik knikte.

Ze glimlachte.

"Je blijft een tijdje op Zweinstein. Professor Sneep hier zal een beetje op je letten."

Severus keek me met een ruk aan, maar mijn strenge blik zei om er niet tegenin te gaan.

Zijn lip krulde op van verachting.

"Zullen we dan maar gaan?" Zei Evelien voorzichtig.

Ik glimlachte en veranderde een boek in een viavia.

Beneden zat een verloren man met zijn hoofd in zijn handen te huilen.

Voor de eerste keer in vier jaar weer geheel nuchter.

FINIS


Ik wil iedereen bedanken voor de geweldige reviews! Dit was moeilijk om te schrijven, Evelien zit nogal moeilijk in elkaar.

Als je dit mooi vond, lees dan gauw 'Wie ben ik?' Daar ben ik nog mee bezig, maar Evelien komt erin terug, net als haar vader...