Fay Zwarts
Hoofdstuk 1
Fay zwarts was een meisje van 16 jaar. Toen ze bijna
2 jaar was verloor ze haar vader, Sirius. Haar moeder Marlou had haar
altijd wijsgemaakt dat hij dood was, maar hij zat in Azkaban. Een
paar maanden geleden kregen ze het bericht dat hij dood was. Ze waren
van Hongarije naar Engeland verhuisd. Fay moest dus ook naar een
andere school, want ze zat eerst op Klammfels. Morgen zou ze voor het
eerst naar Zweinstein gaan.
Fay ging voor de spiegel staan. Ze
zag een zestienjarig meisje met lang zwart haar en helderblauwe,
grote ogen. Ze was helemaal niet tevreden met haar uiterlijk, want ze
was lang en mager en bleek. Ze vond zichzelf net een skelet. Hoeveel
eten ze ook naar binnen werkte, ze werd er niet dikker van. Haar
moeder zei dat ze daar maar blij mee moest zijn.
Maar nu weer
terug naar het verhaal. Toen ze al haar spullen voor de volgende dag
had ingepakt liep ze naar buiten. Ze verveelde zich nogal, omdat ze
nog niemand in Surrey kende, behalve de buren dan. Fay had ook geen
zin om met hen te praten, want ze waren weer eens over iets
oninteressants als vloeibare mayonaise aan het praten.
Ze besloot
om maar even naar het speeltuintje te gaan. Daar aangekomen ging ze
op de enige niet-kapotte schommel zitten.
Na een tijdje hoorde ze
stemmen.
'…die was mooi, D.D.!'
'Waar spreken we
morgen af?'
'Bij jou, Pieter?'
'Is goed. Het is nog
wel vroeg…zullen we nog iets ander doen?'
'Wat dan?'
'Weet
ik veel…hé, ik zie al wat!'
Het groepje jongens kwam op
Fay af.
'Hallo, nieuw hier?' zei een dikke jongen poeslief.
'Ja,' zei Fay kalm.
'Waarom zit je in onze speeltuin?'
snauwde een andere jongen.
Fay trok haar wenkbrauwen op.
'Jullie
speeltuin? Volgens mij is die voor iedereen bedoeld hoor…'
De
jongens vloekten en gromden. Heel onverwachts stapte er opeens iemand
naar voren en stompte Fay in haar gezicht. Ze viel van de schommel
af. Ze probeerde haar toverstok te pakken, maar de jongens sloegen
steeds door.
Het werd even zwart voor haar ogen toen ze nog een
dreun op haar hoofd kreeg en een vuist in haar maag.
'He, hou
op!' riep opeens iemand. De jongens keken om. Er stond een andere
jongen, en Fay zag dat hij een toverstok had. Hij wees ermee op het
groepje. De jongens deinsden achteruit. Fay stond op en trok ook haar
toverstok. Ze zag de andere tovenaar er even naar kijken.
'Weg!'
riep de dikke jongen. Hij rende weg en de anderen renden achter hem
aan.
Fay stopte net zoals de andere jongen haar toverstok
weg.
'Ben je een heks?'
'Ja..jij ook? Ik bedoel – ben
jij een tovenaar?'
De jongen ging in het licht staan. Hij had
zwart warrig haar en een bril.
'Ja…ben je nieuw
hier?'
'Eh…ja…ik woon hier net,'
'Aha…ik ben
Harry Potter,'
Harry Potter…Marlou had weleens over hem
verteld. Hij was de zoon van Lily en James, en die waren vrienden van
Marlou en Sirius.
'Fay Zwarts,' zei ze.
'Zwarts?' zei
Harry nieuwsgierig.
'Eh…ja,' zei Fay.
Harry deed zijn
mond open, maar besloot blijkbaar dat hij toch niks meer ging zeggen
en deed hem weer dicht.
'Zit je op Zweinstein?' vroeg
Fay.
Harry knikte.
'Maar ik moet weer gaan…ik zie je wel
in de Zweinstein Express.' zei hij.
Ze namen afscheid en gingen
allebei een andere kant op. Fay vroeg zich af waarom Harry zo
verbaasd was over haar achternaam…misschien had hij Sirius
gekend?
'Fay! Kom je?' riep Marlou de volgende morgen
vroeg. 'Ben je bijna klaar?'
"Wat…eh…ja!' riep Fay,
die eigenlijk nog maar net wakker werd en uit haar bed rolde. Ze
kleedde zich snel aan, controleerde of alles in haar koffer zat en
sleepte hem naar beneden.
'Hèhè, de trein
vertrekt zo, kom op!' zei Marlou.
'Ik heb nog niks gegeten!'
zei Fay.
'Weet ik, ik heb wat voor je ingepakt.'
Toen ze
buitenkwamen merkten ze dat het hard waaide. Fay streek een pluk lang
zwart haar uit haar gezicht. Ze sleepte haar koffer, het enige wat ze
bij zich had, mee naar perron 9 ¾. Daar stond een vuurrode
trein die zwarte rookwolken uitblies. Fay stapte in en zwaaide naar
haar moeder. De trein begon te rijden.
'Wel schrijven hè!'
riep Marlou nog. Fay knikte lachend en zwaaide tot de trein om de
hoek ging.
Ze zette haar koffer ergens neer waar nog meer koffer
stonden en ging op zoek naar een coupé. In de eerste coupé
die ze opendeed zat een jongen met blond haar en nog twee andere,
dikkere jongens.
'Bezet,' zei de jongen met het blonde haar
arrogant.
Fay haalde haar schouders op en liep verder. Bijna alle
coupés waren vol of ze mocht er niet bij komen zitten.
Eindelijk kwam ze bij de laatste coupé. Ze zag vier mensen
zitten, een meisje en een jongen die op elkaar leken, een meisje met
bruin haar en de jongen van gisteren, Harry Potter.
'Hoi!' zei
Fay, meer tegen hem dan tegen de anderen. 'Mag ik hier komen
zitten?'
'Hoi Fay…ja, er is nog plaats,' zei Harry.
'Kennen
jullie elkaar? zei het meisje met het bruine haar.
'Ja, ik woon
vlakbij hem,' zei Fay.
'Oh…Nou, ik ben Hermelien Griffel. En
dat is Ginny Wemel, en dat is Ron Wemel,'
Fay knikte.
'Ik
ben Fay Zwarts,' zei ze. Meteen keek Ron op.
'Zwarts?' zei
hij.
'Ja. Ik zat eerst op Klammfels, maar we zijn naar Engeland
verhuisd,' zei Fay.
'Waarom?' vroeg Ron.
'Gewoon,'
zei Fay. Ze mocht niet teveel over haar vader zeggen.
'Hoe heet
je vader?' vroeg Ron.
'Peter,' verzon Fay snel. Als ze zei
dat Sirius, de zogenaamde moordenaar, haar vader was konden er
misschien problemen komen. 'Kennen jullie nog een Zwarts dan?'
'Ja,
weet je niet van Sirius Zwarts?' zei Ginny.
'Jawel…ik denk
dat onze achternamen gewoon toeval zijn'
'Dat zal wel
ja,'
Daarna was het een hele tijd stil, tot er een mevrouw met
een etenskarretje kwam. Iedereen kocht wat en ze begonnen vanzelf
weer te kletsen.
Na een hele lange tijd stopte de trein
eindelijk. Iedereen stapte uit. Het regende een beetje. Ze liepen
naar de koetsen.
'Wauw, Terzielers!' zei Fay toen ze de zwarte
gevleugelde paarden voor de koetsen zag.
'Zie jij ze ook?'
vroeg Harry.
'Ja, ik heb mijn oma zien sterven,' zei Fay
luchtig.
Ze stapten in de koetsen. Fay praatte niet veel, want ze
was meer aan het rondkijken. Ze keek naar het prachtige kasteel, veel
groter dan Klammfels!
Even later stapten ze alweer uit de
koetsen. Ze gingen door een grote deur en kwamen in een hal terecht.
'Dat is professor Anderling,' zei Hermelien zacht. Ze wees op
een vrouw met een zwarte puntmuts en een lang zwart gewaad.
'Is
ze aardig?' vroeg Fay twijfelend. Professor Anderling zag er streng
uit.
'Oh, jawel hoor,' zei Hermelien knikkend.
'Vergeleken
met wie? Draco Malfidus?' zei Ron.
De leerlingen liepen een grote
zaal binnen. Fay keek naar het betoverde plafond. Ze zag de
buitenlucht, maar voelde regen.
'Dit is de Grote Zaal,' zei
Ginny.
'Originele naam,' zei Fay grijnzend.
'Juffrouw
Zwarts!'
Fay draaide zich om. Ze zag Anderling wenken en liep
naar haar toe.
'Wacht hier even op de eerstejaars, dan kunt u
samen met hen gesorteerd worden,'
'Oké,'
Na een
minuut of tien kwamen de eerstejaars binnen, kletsnat. Het regende
blijkbaar harder dan eerst. Fay sloot achter de rij aan en liep met
ze mee de zaal in. Het zag er vreemd uit, want Fay was lang en de
eerstejaars waren allemaal kleintjes.
Professor Anderling liep
naar voren en pakte een kruk met een hoed erop. Fay had hierover al
gepraat in de Zweinstein Express, dus ze wist wat er ging
gebeuren.
'Als ik je naam roep kom je naar voren, zodat je
gesorteerd kan worden in Griffoendor, Ravenklauw, Huffelpuf of
Zwadderich,' legde Anderling uit.
Ze begon namen voor te lezen
van een lang stuk perkament. Fay keek hoe de eerstejaars werden
gesorteerd. Zij was pas als laatste aan de beurt, omdat haar
achternaam met een Z begon.
'Wij hebben een nieuwe leerlinge op
school, ze heeft vier jaar op Klammfels gezeten en wordt nu in het
vijfde jaar geplaatst,' zei professor Anderling.
Fay schrok
wakker en zag dat iedereen naar haar keek. Ze glimlachte even naar
Harry, liep naar voren en ging op de kruk zitten. Anderling zette de
hoed op haar hoofd.
'Aha…zie hier veel moed en
doorzettingsvermogen…dit is moeilijk, je zou het heel goed doen in
Zwadderich…' zei de hoed. Fay hoopte dat ze in Griffoendor kwam,
want Ron had haar zijn ongezouten mening over Zwadderich al
verteld.
'Ik denk dat ik je toch maar plaats in…'
