Hoofdstuk 4

De volgende dag voelde Matt zich weer beter en het enigste wat hem irriteerde was de hechting die aan het jeuken was. Hij stond op uit bed en trok een blauwe spijkerbroek aan en een zwarte trui. Ging naar de badkamer en waste zich. Toen liep hij naar beneden richting de kantine. Weer werd die achtervolgd door die mysterieuze voetstappen die door de hal galmde. Snel liep hij de kantine in en pakte vier witte botterhammen op zijn bord. Ging aan een lege tafel zitten en begon zijn brood en schoolbrood te smeren Toen hij zijn schoolbrood af had begon hij aan zijn ontbijt. Hij hoorde iemand de kantine binnenkomen maar Matt nam geen moeite om te kijken wie het was. Toen de persoon naast hem ging zitten deed hij pas de moeite om te kijken. Het was een nieuwe jongen met bruin haar en bruine ogen. Zijn haar zat heel apart. " Hoi."zei de jongen. " Ik ben Téfe Willer. Ik ben hier nieuw." " Mattew Turner" mompelde Matt. " Oooh, jij bent die jongen waar de hele school het over heeft. Ik zit bij jou in de klas en ik ben een dag nadat jou ongeluk had plaatsgevonden gekomen. Wat vervelend voor je. Matt keek hem even aan om te kijken of Téfe het echte meende. Téfe keek hem ook recht in zijn ogen aan. Er was iets heel merkwaardigs aan zijn ogen. Ze waren heel spits, net als een valk of uil. " Humm."mompelde Matt en begon weer te eten aan zijn ontbijt.

De jongen was de hele weg met Matt mee gefietst. Tot Matt zijn grote spijt. Téfe zat alleen maar te blèren over zijn ouders die omgekomen waren. En België het land waar hij vandaan kwam en zat Matt vervelende vragen te stellen. Gelukkig toen hij aan kwam stond Joost hem op te wachten. Waardoor hij eindelijk verlost werd van Téfe. Pas over tien minuten zou de eerste les beginnen dus gingen Matt en Joost bij de kluisjes staan omdat Matt geen zin had in een grote hoeveelheid met vragen. Toen de bel ging liepen ze naar de 3de verdieping. De school was heel groot. Hij had maarliefst 3 verdiepingen en bevatte ongeveer 3000 leerlingen. Mattew zat op het HAVO in het 3de jaar. Eenmaal bij de klas konden ze meteen naar binnen en gaan zitten. Matt ging zoals gewoonlijk naast Joost zitten. Toen hij zat merkte hij dat veel gezichten hem aankeken. Toen Mieke opstond en richting hem liep stonden meerdere kinderen op. Meerdere vragen volgen hem door de oren. Zoals: " Je lag toch in coma?" "Nee." "Deed het veel pijn?" "Ja natuurlijk doet het pijn als je een ernstige wond heb!"antwoorden Joost voor hem. " Mag ik je wond zien?" " Ja." En zo ging het door tot Meneer Joosten binnen kwam gelopen. Karel Joosten was een oude chagrijnige man die Natuur/Scheikunde gaf. " Oké zitten kinderen. Ik weet dat een wond interessant is maar nu hebben we Nas. Oké weet iemand wat er gebeurd als het water bevriest?" Hij keek de klas rond. " Nee, nou het water stolt dan. Weet iemand dan wat er gebeurd als het ijs ontdooid?" En zo ging het door. Matt keek versuft voor zich uit. De verwarming stond te gloeien en het was heel benauwd in zijn zwarte vest. Hij begon om zich heen te kijken en had zijn ogen uiteindelijk gevestigd op het dak van het schoolgebouw waar een paar meeuwen elkaar zaten af te maken om wat brood. Er liep een jongen op het dak. Hij stond op het midden van dak en keek Matt aan. Het was net of Matt in de spiegel naar zichzelf aan het kijken was. Ook al wel was die jongen niet zo belabberd voor zich aan het uit aan het kijken. De jongen pakte iets uit zijn zak en keek er na. Toen gooide hij het recht de lucht. De steen vloog recht naar boven en ging toen in een boogje naar beneden. De steen bleef voor de jongen hangen en begon rood op te gloeien. De jongen werd omringd door een gloedrode gloed en verdween uit zicht. Toen de gloed langzamerhand verdween zag Matt dat de jongen een kop groter was geworden en precies de zelfde kleding uit zijn droom aan had. De jongen keek hem aan en….

Mattew opende zijn ogen. Het felle licht verblinde zijn zicht. " Waar ben ik?"vroeg Matt. " Je bent in een andere dimensie." " In een wat?" Matt keek om zich heen en zag dat hij weer in zijn droom was. Het felle licht was precies het zelfde en hij droeg weer dat middeleeuwse kostuum. Maar ditmaal had hij geen angstig gevoel maar juist een vredig en fijn gevoel. " Waarom ben ik hier en wie bent u?" " Wie ik ben kan ik je niet zeggen. Maar waarom je hier bent zal ik je vertellen. Je hebt magische krachten." " Ja natuurlijk! En waarom zou ik dat moeten geloven." " Heb je jezelf dan niet gezien. Jij was dat spiegelbeeld en de jongen op het dak. Dat was jij die je magische krachten gebruikt." Er ging een schrok door Matt heen. Die jongen leek inderdaad wel wat op hem. " Je bent hier gekomen voor je taak. Je bent een uitverkorenen voor de Drakensteen. Met de Drakensteen moet je het kwaad bestrijden en de vijf legendarische stenen verzamelen. Voordat iemand anders het doet en de wereld verloren is. De vijf stenen vormen samen de ultieme kracht om alles en iedereen te verslaan. De vijf stenen zijn de krachten van de Draak, de Haai, De Eenhoorn, de Weerwolf en de Panter. Jij zult de Draken steen krijgen en die stenen moeten verzamelen. Onderweg vergrootten je Draken en eigen krachten zich. Als je een kracht verslaat dan krijg je die. Er zijn veel meer dieren machten en Elementen en extra's. Die kun je verzamelen je eigen kracht te vergroten. Je mag een partner kiezen die je met je avontuur helpt. Als je die gekozen hebt en hij het accepteert krijgt hij ook een kracht. Ik neem binnenkort contact met je op." "Maar…"

" He slaapkop wordt wakker."fluisterde iemand in zijn oor. Mattew keek versuft op. Hij was in slaap gevallen. Was het een droom geweest? Matt keek om zich heen en de jongen op het dak was verdwenen. " Trinnng!" De bel. Mattew stond op en… er zat iets in zijn broek. Hij ging met zijn hand in zijn zak en haalde er een vuurrode steen uit. Er ging een schrok door hem heen. Het was dus echt. Het was geen droom. Versuft bleef hij staan en staarde naar de steen. " He loop een door Matt."zei Joost. Joost liep nieuwsgierig naar Matt toe om te kijken wat hij in zijn hand hield. " Mooie steen heb je daar." " Joost. Het is de steen uit mijn droom." " Ojee. Oké laat het even met rust en na school praten hier verder over bij jou." Joost liep verder en Matt liep er maar achter aan. De rest van de schooldag verliep saai en slaapverwekkend. Toen de school voorbij was fietste Matt en Joost zo snel mogelijk naar huis. Eenmaal in zijn kamer haalde hij de steen weer uit zijn zak. De steen was gloedrood en was lichtjes aan gloeien. Gefascineerd keken hij en Joost er naar. " Dit is inderdaad iets magisch. Wat deed je in je droom er mee?" " Wel, ik gooide hem de lucht in." " Nou het dan!" " Nee wat als iemand het ziet? Laten we het bos in gaan." " Oké." En Mattew en Joost liepen naar het bos. Ze liepen ver het bos in en stopte dan. Het bos zag er eng en donker uit. Matt keek om zich heen om te kijken of er niemand in de buurt was. " Joost." " Ja?" De man uit mijn droom zei dat ik een kameraad moest uit zoeken om mijn te vergezellen, wil jij dat worden?" " Ja, waarom ook niet hé." " Oké, dan wordt jij mijn metgezel. Volgens de stem zou jij ook een kracht krijgen." Joost keek hem aan en toen blij om zich heen. " Nou waar blijft die kracht dan?"vroeg hij. " Weet niet. Ik heb het in mijn broekzak gevonden. Kijk eens of die in je broekzak zit." Joost graaide met zijn hand in zijn broekzakken maar dat leverde niks op behalve een kauwgompje. " Nou ja misschien moeten ze het nog met de post versturen. Of via de e-mail."zei Joost teleurgesteld. Matt was bang dat zijn steen gewoon een steen was en zijn droom gewoon een droom was en het allemaal pure fantasie was. Snel pakte hij de steen uit zijn broekzak om te controleren of het een gewonen steen was. Maar de steen was nog steeds vuurrood en gloeide meer dan eerst. Matt bleef gehypnotiseerd naar de steen kijken. " Waarom gooi je het gewoon niet in de lucht om te kijken of het echt magie is." Matt schrok wakker uit zijn trans en keek naar Joost. Die zijn blije gezicht weer had opgezet en zei: " Je kunt toch het toch altijd proberen? Dat kan toch geen kwaad." Matt keek nog een keer naar de steen en sloot zijn vuist toen om de steen. Hij gooide de steen naar boven. De steen ging met een sierlijke beweging naar boven en stopte even in de lucht, toen viel die naar beneden. Het leek alsof de tijd stil stond. Matt hoorde helemaal niks meer. Hij voelde een briesje langs waaien terwijl de steen in slowmotion naar beneden viel. Het briesje veranderde langzamerhand in een storm die zich om Matt heen wikkelde. Op de achtergrond hoorde hij in de doodse stilte een zachte gil die waarschijnlijk gedempt werd door de storm. Het werd donker om hem heen en Matt voelde iets veranderen. Hij kreeg het gevoel dat hij groter werd en voelde een zwaar gewicht aan zijn rechter schouder was. Er kwam een sprankeltje licht in de duisternis. Die steeds groter werd totdat de duisternis verdwenen was. Matt keek om zich heen en zag dat hij nog steeds in het zelfde bos stond en " AAAAAHHH!" Er stond een jongen vlak naast hem die minstens een kop groter moest zijn dan hem. De jongen zag er uit als een wilde en " AAAAAHHH!" schreeuwde de jongen toen hij zijn ogen opende. Beide keken ze elkaar aan bang aan. De jongen opende zijn mond en kreeg er met moeite uit: " Ma… Mattew? Be… ben jij dat?" Matt keek de jongen aan. Toen pas zag hij dat de jongen Joost was. " Ja."kreeg Matt er met moeite uit. Zijn gehele hersenstelsel werkte op volle toeren om te kunnen verwerken wat hij nu zag. Joost was een kop groter geworden dan dat hij eerst was. Zijn haar was langer en zat wild door elkaar. Hij droog een soort wildemans pak van een of ander bont. Hij had leren schoenen aan die met touwen aan vast gebonden was om het goedje bijeen te houden. Een lang mes zat in een hoesje die aan zijn leren riem vast zat. En achter zijn rug zag Matt een pijl en boog. Matt keek Joost verbaasd aan en merkte dat Joost het zelfde deed. " Wat zie jij er cool uit!"zei Joost. " Nou dat kan ik niet van jou zeggen."zei Matt. Snel keek Joost naar beneden om te zien hoe hij er uit zag maar dat verhinderde zijn lange haar al snel. Toen hij zijn haar achter zijn haar stopte keek hij eens goed naar zichzelf. Maar al snel keek hij verschrik omhoog en stond op het punt om in tranen uit te barsten. Hij mompelde: " Matt, vertel eens hoe ik er uit zie." " Nou, je ziet er uit als een wildeman met een bonte pakje aan." " Oooh god. Heb ik de krachten van Tarzan gekregen?" " Ik weet niet. Wat gebeurde er toen ik de steen omhoog gooide en hoe kom jij er zo uit te zien?" " Nou jij gooide de steen omhoog en er verscheen een vuurrode gloed om je heen. Ik stond daar zo verbaasd te kijken toen er opeens een steen boven mij naar beneden viel. Hij bleef voor me neus hangen en toen kreeg ik een oranje gloed om me heen net als jou. Ik gilde het volgens mij echt uit van de angst."grinnikte Joost. " Ja dat hoorde ik." " Zal ik je eens vertellen hoe cool jij eruit ziet vergelijken met mij!"vroeg Joost. " Nee dat weet ik al. Ik heb mezelf al in de spiegel gezien en op het dak. Zullen we terug naar het weeshuis gaan en proberen ongezien naar binnen te kunnen gaan. Want het word al donker en het is koud. Dan proberen we binnen uit te vinden hoe we naar onze waren gedaante kunnen komen." " Oké." Samen liepen ze richting het weeshuis. Matt betrapte zichzelf erop dat hij de hele tijd bang om zich heen aan kijken was. Maar hij was niet de enigste. Joost keek ook zenuwachtig om zich heen. Na een kleine 5 minuten te hebben gelopen kwamen ze bij een veld, waar normaal het weeshuis stond. Wat er nu niet meer stond. Matt keek nar Joost die verbaasd voor zich uit keek. Het was donker en normaal zouden de lichtjes uit de ramen van het weeshuis de boel een beetje verlichten. Maar nu was het stik donker. " Wat nu?" hoorde Matt Joost zeggen. " Uuuh? Weet niet."antwoorden Matt. " Misschien moeten we richting stad gaan. Misschien is daar leven." " Oké."antwoorden Joost terug. Samen liepen ze richting waar normaal een stad zou staan. Het open veld was groot, en het gras was heel lang. Doordat ze door het lange gras moesten lopen waren ze al snel moe. " Kijk daar!" fluisterde Joost. Matt keek in de richting waar zijn vinger wees. Verderop zag hij een paard en een man galopperen. " Ja, ik zie het. Dus er bestaat hier wel leven." De man en zijn paard galoppeerde richting waar normaal de stad moest zijn. " Laten we hem volgen."zei Matt. " Oké." En samen liepen ze naar waar het paard galoppeerde. Daar lag een modderachtig pad. En verderop zag je een stad.