Hoofdstuk 2
Hope werd wakker bij het krieken van de ochtend. Ze kon nooit goed uitslapen.
Ze gaapte even en ging op de rand van haar bed zitten. Voorzichtig schoof ze het gordijn een beetje open. Fel zonlicht scheen in haar gezicht. De hemel was stralend, helder blauw.
Uilen zweefden vanuit de Uilenvleugel de lucht in. Het zou een warme dag worden.
Hope pakte haar hutkoffer en haalde er het zwarte gewaad uit. Het zou toch wel wennen worden, elke dag hetzelfde gewaad dragen. Haar ouders waren vrij rijk en Hope was dan ook gewend om een enorme, massieve kledingkast vol met dure jurken te hebben, met alleen de beste kant, tule, stoffen en gouddraad. Maar over sieraden waren geen regels! Hope glimlachte bij zichzelf en pakte haar juwelendoosje. Haar spiegelbeeld lachte haar tegemoet.
Haar ogen waren nog een beetje dichtgeknepen van de slaap, en haar lippen een beetje droog, maar verder wist Hope dat ze er goed uitzag. Haar haar glansde toen het dunne streepje zonlicht erop viel, haar ogen waren helder groen en ze had hoge jukbeenderen en een lichte blos op haar wangen. Haar ouders hadden haar goed verzorgd en opgevoed, dat was zeker.
Hope keek neer op het meisje dat naast haar sliep, Faith. Faith was een beetje een eigenaardig kind, vond Hope, maar desondanks heel aardig. Maar eigenlijk is ze gewoon te mager, dacht Hope bij zichzelf. Kom op, haar ellebogen steken gewoon uit. Ze kreeg vast niet te best eten in dat weeshuis. Hope kleedde zich aan, deed haar gouden sieraden om liep naar beneden, naar de Grote Zaal. Griselda en Jacelien waren al aan het ontbijten. Hope hoorde dat ze een uitvoerige discussie hadden over 'Zwerkbal', een gloednieuwe sport.
'Zacharius Mudde heeft er vorig jaar pas over geschreven en er zijn nog geen volwaardige clubs,' zei Jacelien opgewonden. 'Maar ik zou zo graag mee willen doen. Ontzettend balen dat ik een meisje ben. Ik denk best dat ik het zou kunnen.' Griselda keek bedenkelijk, alsof ze betwijfelde of Jacelien inderdaad zou kunnen Zwerkballen.
'Ja, inderdaad,' zei Hope en ging tussen hun tweeën in zitten, waarbij ze beiden ruw opzij werden geschoven voor de drukke handjes van Hope. Haar vriendinnen gaven geen kik en zeiden allebei vrolijk: 'Goedemorgen, Hope!' Hope keek om zich heen. Het was nog erg rustig in de Grote Zaal. 'Goedemorgen,' antwoordde ze. 'Wanneer krijgen we onze roosters?'
'Jij hebt er zin in,' lachte Griselda. 'Geen idee, maar dat kan me eigenlijk niet veel schelen.'
De Grote Zaal stroomde langzaam vol met mensen. Opeens zag Hope het donkerrode haar van Anita voorbij zwieren. 'Goedemorgen, Hope,' zei Anita, en haalde een hand door haar lange rode haren. Faith was haar gevolgd en ging naast Griselda zitten. 'Hoi,' zei Faith, een beetje afwezig. Ze had een donkerblauwe haarband in haar haar zitten en droeg een effen tinnen armband. Goedkoop, dacht Hope meteen. 'Goedemorgen,' antwoordde Hope.
Een donkerblonde man met doordringende grijze ogen deelde hun de roosters uit.
'Ik ben professor Lydrians,' zei hij vaag, terwijl hij de briefjes perkament in de uitgestoken handen drukte. 'Hoofd van Zwadderich.' Toen deed Faith iets merkwaardigs. Ze stond op, gaf hem een hand en zei: 'Goededag, meneer Lydrians.' Anita verslikte zich in haar havermoutpap en begon te hoesten. Hope staarde Faith vol ongeloof aan. Wat deed ze? Lydrians mondhoeken krulden een beetje om, maar hij antwoordde beleefd:
'Goededag, juffrouw…?' 'Meerlen,' zei Faith beleefd. Ze ging weer zitten, schepte haar bord vol met pap en keek op haar rooster, als er niets gebeurd was. 'Zo… Transfugatie het eerste uur,' zei ze blij. 'Daar heb ik echt naar uit gekeken, ik heb altijd al willen-'
Hope onderbrak haar. Hier moest iets worden aangepast. Ze schraapte haar keel.
'Faith,' begon Hope, 'doe je dat wel vaker?' Faith keek op. 'Uh…? Wat doe ik vaker?'
'Mensen zomaar een hand geven,' zei Hope en haalde haar neus op, alsof het iets smerigs was. 'Nou ja, hij is het hoofd van onze afdeling,' zei Faith luchtig en pakte een zilveren lepel voor haar pap. Hope was verbaasd en knipperde even met haar ogen. Eigenáárdig kind!
Hun eerste les was inderdaad Transfugatie en vond plaats in een ruim lokaal op de eerste verdieping. Ze werden opgewacht door een jonge man met kort, krullend zwart haar en pretoogjes. 'Kom binnen, kom binnen,' zei hij vrolijk en wenkte de samengepakte groep eerstejaars het lokaal in. Geweldig, dacht Hope. Eeste les, meteen al een knappe leraar!
Hope ging naast Faith vooraan in de klas zitten. De meisjes probeerden verwoed, met wat duwen en ellebogenwerk, zo dicht mogenlijk bij hun docent Transfugatie te zitten.
Toen de klas eindelijk rustig was, ging de jonge man voor de klas staan en zei: 'Welkom, eerstejaars, bij Transfugatie. Mijn naam is James Perys.' Hij knikte kort naar de klas.
Er viel een beleefde stilte. 'Transfugatie is een eeuwenoude leer van het veranderen en herveranderen van organismen en levenloze spullen. Als jullie even deze regels zouden willen opschrijven – hij zwaaide nonchalant met zijn toverstok en er verscheen een kort tekstje met de titel Vijf regels over de Transfugatie – dan kunnen we hierna al snel beginnen met een simpele practicum.' Er steeg opgewonden geroezemoes in de klas op. Een practicum, al bij de eerste les? Maar al gauw stierf het gemompel weg en hoorde Hope het krassen van veren op perkament.
Het werd een leuke les. Ze moesten een basis transformatiespreuk onder de knie krijgen. Ieder tweetal kreeg een ganzenveer en ze moesten proberen hem om te toveren in een zwaluwenveer. Het was vrij moeilijk en maar enkelen slaagden erin, maar ze waren voor het eerst echt bezig met magie en dat was spannend. Faith en Hope vormden een tweetal. Aan het einde van de les was Hope erin geslaagd de veer ietsje kleiner te krijgen, maar verder kwam ze echt niet. Faith probeerde en probeerde, haar gezicht vertrokken van concentratie, maar niets lukte. Toen de les afgelopen was, waren sommige moedeloos geworden, maar professor Perys bleef maar herhalen dat het helemaal niet erg was omdat het pas hun eerste les was.
Hij zei dat op zo'n overtuigende en vrolijke manier, dat hij de meeste wel wat bijdraaiden.
Hope wachtte af of Faith hem aan het einde van de les een hand zou geven (dat zou zij eigenlijk graag wel hebben gedaan, als het niet zo idioot was geweest!), maar dat deed Faith niet.
Het volgende lesuur was Toverdranken. Op weg naar de kelders werd iedereen meer gespannen en begonnen de leerlingen uiteindelijk automatisch te fluisteren. Toen ze al vrij diep in het gangenstelsel van de kelders waren doorgedrongen, hoorde ze een plotselinge, harde fluit. Allen keken ze geschrokken op. 'Wat-?' piepte Hope, haar hart bonkend in haar keel. Maar er was niets. Toen hoorde ze iemand fluisteren… laag en sinister… Vind mij… 'Wat was dat!' vroeg Hope tegen niemand in het bijzonder. Griselda en Anita keken haar verbaasd aan, en Jacelien was druk in gesprek met een ander meisjes uit hun klas.
Faith's uitdrukking was ondoorgrondelijk en keek haar sereen aan. 'Laat maar zitten,' zei Hope haastig. Ik ga hier geen reputatie van een freak maken! dacht ze.
