Oeps... Disclaimer vergeten. Bij deze. Je vindt hem alleen hier.

Geen van de Harry Potter personen zijn van mij. Ik heb ze niet bedacht, maar de geniale J.K. Rowling. Alleen Marjolein/Autumn en misschien later nog meer personen zijn van mij... Als er meer zelfbedachte personen komen zie je het voor het verhaal.

Pixie Musa: Tanx voor je review ) Jouw verhaal heb ik al voor een deel gelezen, de rest ga ik nog lezen.

Writertje: Jij ook bedankt voor je review. Ja, ik weet het. Ik weet zelf ook nog niet echt wat er gaat gebeuren, maar vast wel spannende dingen P

Note vooraf: Op Zweinstein hebben ze kaarten, waar alle kinderen zijn aangegeven die naar Zweinstein moeten. Elke vakantie raadplegen ze die kaart, om vervolgens naar alle aangegeven kinderen brieven te sturen voor Zweinstein. 'Gewone' kinderen worden aangegeven door middel van kleine zwarte stipjes, krachtige heksen en tovenaars door middel van een grotere, rode stip. Kinderen die 'ertussenin' zitten zijn donkerrode stipjes. (Harry Potter, Marten Vilijn en Perkamentus zijn een paar voorbeelden van 'grote rode stippen', alle leraren van Zweinstein zijn donkerrode stippen geweest. Behalve Sneep, die ook groot en rood was P). Ook de Duistere Magiërs hebben zo'n kaart. Zij proberen de 'krachtige gevallen' te ontvoeren, over te halen om naar het Duister te gaan of desnoods te vermoorden zodat ze niet in handen van de Goeden komen.

Hoofdstuk 3 Verhaal van Marjolein.

'Marjolein was een normaal meisje, met dreuzelouders en een dreuzelbroer. Ze ging naar een dreuzelschool, had vriendinnen en was gelukkig. Tot op een dag... Op haar elfde verjaardag had haar familie een surprise-party geregeld. Ze mocht niet beneden komen tot 4 uur. Toen ze om 4 uur beneden kwam, zag ze het huis bezaaid met lijken. Lijken van haar familie en vrienden. Ze is gillend naar boven gerend en heeft daar 3 dagen lang gezeten, totdat de buurvrouw kwam kijken. Ze trof de lijken aan en belde gelijk de dreuzelpolitie. Toen ze Marjolein niet zag heeft ze het hele huis doorzocht. Toen ze Marjolein vond, was ze heel erg mager, onderkoeld en in schock. Ze heeft ongeveer 2 maanden in een dreuzelziekenhuis gelegen. Maar omdat ze toen 11 was, kon ze nog niet in een jongerenhuis. Ze heeft bijna een jaar in een pleeggezin gewoond. Ze had zich totaal teruggetrokken in haar eigen wereldje. Na dat jaar werd ze overgeplaatst naar het jongerenhuis. Daar zit ze nu al 2 jaar. Ze leeft nog steeds in haar eigen wereldje, al is ze nu iets meer realiteitsgericht. Ze is een heel stil meisje op school en heeft daar geen vrienden. Ze gaat compleet haar eigen gang. Maar wat ze al die tijd niet wist, is dat ze krachten heeft. Nogal speciale krachten. Ze heeft gecombineerde krachten. De magie die wij kennen, gecombineerd met Wicca-magie, zoals ze dat noemen. Bij Wicca wordt je op je veertiende ingewijd, vandaar dat we nu pas haar krachten kunnen zien. Ze loopt gevaar omdat ze nu ook te zien is op de kaarten van de Duistere Magiërs. Zij zijn alleen geïnteresseerd in extreem krachtige heksen en tovenaars, zoals Marjolein. Daarom moet ze beschermd worden. Daarom is het belangrijk dat jij 's nachts over haar waakt. Heeft Romeo je afgelost?'

Ik moest deze informatie even verwerken. Pas een paar minuten later besefte ik wat Perkamentus had gevraagd. 'Ja, ja, tuurlijk.'.

'Dan kun je je nu gaan opknappen, voordat je les moet geven.'

Les geven. Natuurlijk. Hoe kon ik nu nog lesgeven?

Ik liep Perkamentus' kantoor uit, de lange wenteltrap af en naar mijn eigen kantoor. Ik ging zitten en overdacht het verhaal van Marjolein. Het lijkt veel op mijn verhaal. Ook mijn ouders zijn vermoord door Duistere Magiërs, alleen ik had mijn thuis op Zweinstein. Ik had geen vrienden, leefde in een eigen wereld. Maar bij Marjolein was dit alles in haar 'normale' leven gebeurd. Zij zou misschien heel populair worden op Zweinstein.

Ik stond op en liep naar mijn kamer, de aangrenzende badkamer in. Ik haalde even snel een kam door mijn (altijd vette, daar kon ik ook niks aan doen) haar, plensde wat water in mijn gezicht, droogde het weer af en liep naar mijn lokaal. Ik legde alvast de lesstof klaar voor de eerstejaars en toverde de formule voor een simpele drank op het bord. Ik ging zitten en wachtte op de leerlingen.

Na een vermoeinde dag van veel eerste- en tweedejaars die het vershil niet zagen tussen slinksap en een flesje water plofte ik op mijn bed neer. Ik pakte een flesje anti-slaapdrank uit mijn nachtkastje en goot het in één keer naar binnen. Ik voelde hoe het spul door mijn aderen zijn weg zocht, en hoe ik even later weer vol energie zat. Ik verschijnselde naar het Jongerenhuis, sprak de onzichtbaarheidsspreuk uit en liep Marjolein's kamer binnen.

Wat ik daar aantrof, zal ik nooit vergeten...

Marjolein zat half rechtop in haar bed. Vlak voor haar stonden twee Duistere Magiërs. Groene flitsen schoten door de kamer heen. Een Duistere Magiër vuurde weer een spreuk af. 'Avada Kedavra!' Maar de spreuk raakte Marjolein niet. Marjolein hield haar handen opgeheven voor haar gezicht, en vanaf de punten van haar vingers liep een soort schild van wit licht. Een soort koepel, die zich helemaal om haar heen sloot. Alle spreuken ketsten er op af en werden ergens in de kamer geschoten. Ik ontweek er net één. Ik pakte stil mijn toverstaf, richtte hem op de Duistere Magiërs, me ervan bewust dat er nu een toverstok in de lucht 'zweefde' en dat Marjolein het zou kunnen zien. Avada Kedavra, dacht ik. Ik was al sinds mijn 15de in staat geweest om te toveren zonder de spreuk uit te spreken. Dat komt nu van pas...

Eén Magiër viel dood neer. Even later ook de tweede. Wat was er gebeurd? Wie waren deze mensen? Wat wilden ze? Ze leken me dood te willen hebben. Waarom was ik dan niet dood? Ik richtte me op zonder mijn armen te bewegen en zag een wit schild vanaf de toppen van mijn vingers, in een soort halve koepel, over me heen zitten. Wat was dit? Was ik daarom soms niet dood? Had de koepel me beschermd? Ik wist het niet. Toen zag ik in mijn ooghoeken iets bewegen. Vliegensvlug draaide ik mijn hoofd en zag nog net een stok verdwijnen. Een stok verdwijnen? Hoe kan een stok zomaar verdwijnen? Er was iemand. Ik wist het zeker. Langzaam liet ik mijn handen zakken en daarmee verdween ook het witte schild. Ik zag niks, maar hoorde af en toe wel iets. Ik wist zeker dat er iemand was.

'Hallo? Is daar iemand?'

Ik besloot het erop te wagen. Als hij me dood wilde moest hij dat maar doen. Ik had toch geen idee wat dit allemaal was.

'Ik weet dat je er bent. Kom tevoorschijn!'

Nu begon ik boos te worden. Ik wist zéker dat er iemand was, maar hij of zij liet zichzelf niet zien.

Toen stapte er plotseling een figuur uit de schaduwen, zo leek het. Maar hij had nooit in de schaduwen gestaan, want hij was onzichtbaar geweest. Het was een lange man met een bijna nog langer zwart gewaad. Hij had halflang, zwart, vettig uitziend haar en even zwarte ogen. Hij had een grote haakneus, die op een of andere manier perfect bij de rest van zijn gezicht paste. Ik liet mijn hersens kraken. Had ik hem al eens eerder gezien? Kende ik hem?

Na een paar minuten kwam ik tot de conclusie dat ik hem niet kende.

'Wie bent u?'

'Ik ben Professor Sneep, leraar Toverdranken aan Zweinsteins Hogeschool voor Hekserij en Hocus-Pocus en afdelingsleider van Zwadderich.' Zei de man met een lage, donkere en monotome stem.

'W-w-wat?'

De man had zojuist in één zin tientallen dingen gezegd die ik niet begreep. Ik besloot maar bij het eerste te beginnen.

'Toverdranken?'

'Ja. Toverdranken. Al zou ik liever leraar Verweer Tegen De Zwarte Kunsten zijn. Maargoed, die baan is vergeven.'

De man was niet van plan om nog meer informatie te geven, want het bleef stil. Ik moest maar verder vragen.

'Zweinstein?'

'Zweinsteins Hogeschool voor Hekserij en Hocus-Pocus.'

'Ja, wat is dat?' De man gaf als antwoord het absolute minimum. Het was ergerlijk.

'Dat zeg ik toch, een Hogeschool voor Hekserij en Hocus-Pocus.'

Ook de man begon zijn geduld te verliezen.

'Ja, kunt u me niet gewoon uitleggen wat dat is?'

'Het is een school voor kinderen van 11 tot 17 jaar. De kinderen hebben magische krachten en worden daarin onderwezen op Zweinstein. Zweinstein telt 7 schooljaren, en 4 afdelingen, met elk een afdelingshoofd. Ik ben het afdelingshoofd van Zwadderich.'

'I-ik snap het nog steeds niet echt'

'Nee, dat dacht ik al. Daarom ga je er nu heen.'

De man kwam op mij aflopen en er ging iets dreigends van hem uit. Hij pakte me hardhandig bij mijn bovenarm vast. Ik protesteerde en probeerde los te komen.

'Laat me los! LAMELOS, OELEWAPPER!'

'Hmm, die had ik nog niet gehoord. Origineel' zei de man nog voordat hij zijn greep nog steviger maakte.

'Au! Ik zeg toch, Laat me los!'

De man zei 'Zweinstein' en toen ging alles heel snel. Het leek alsof ik door een hele krappe tunnel werd getrokken. Toen een harde klap. Ik was hard op mijn voeten terecht gekomen, en de man stond nog steeds naast me. Zijn greep was iets verslapt, maar nog steeds stevig. Hij trok me overeind, wat maar goed was ook, anders was ik omgevallen. Ik voelde me misselijk en duizelig. Toen begon de man te lopen en hij trok mij mee. We liepen nog een stukje, nouja, beter gezegd, hij trok me nog een stukje, en dumpte me toen ergens op iets zachts.

'Zo. Jij blijft hier, ik moet het schoolhoofd spreken. Je gaat nergens heen. Ik ben zo weer terug. Poppy!'

Poppy? Noemde hij me nu ook al poppy?

'Ja?' klonk het vanuit een kantoortje en er kwam een kleine, mollige vrouw in een soort ziekenhuispakje aangelopen. Ik keek even rond en zag dat waar ik op zat een bed was. Het zal wel een soort ziekenzaal zijn, of een gesticht... Nee, ze stoppen me toch niet in het gesticht?

'Poppy, ik wil dat je deze jongedame even onderzoekt. Stop haar daarna maar in bed. Ik ben zo terug.' Zei de man. Professor Sneep, herinnerde ik me. Hij beende met grote stappen de kamer uit en de vrouw kwam naar me toe gelopen.

'Wat is er gebeurd?' vroeg ze met vriendelijke stem.

'I-ik weet het niet.' Antwoordde ik. Ik wist het echt niet.

'Er waren mannen, in lange zwarte gewaden, met kappen over hun hoofd en maskers op... en Professor Sneep... wilden me dood... weet niet hoe...' Veel meer dan wat onverstaanbaar gebrabbel kon ik niet uitbrengen. Ik beleefde het allemaal weer opnieuw. De mannen met hun maskers, de groene lichtflitsen, het witte schild van licht, professor sneep...

'Het is goed, meisje. Het is goed. Hier ben je veilig. Nu, ga maar even liggen.'

Ik voelde zacht dwingende handen op mijn schouders. Ze duwde me achteruit op het bed.

'Probeer wat te slapen. Je hebt een lange dag achter de rug.'

'Lange dag... ja' echode ik haar. De vrouw, Poppy wist ik nu, legde dekens over me heen. Ik krulde me op in het bed en mijn ogen vielen al snel dicht.