Disclaimer: Nog steeds hetzelfde...
Gesprekken zijn best moeilijk te schrijven – vind ik tenminste. Dus please review! Lever die kritiek maar...!
Ik zat op mijn kamer achter mijn bureau. Ik zocht iets uit voor de les morgen. Plotseling voelde ik een scherpe pijn door mijn hoofd gaan. Het trok weer weg, maar even later gebeurde het weer. Toen besefte ik dat het niet mijn eigen pijn was. Ik voelde de pijn van iemand anders. Ik kon de persoon niet herkennen. Als het van iemand die ik kende was geweest, had ik het gevoeld. Deze persoon was... boeiend. Ze verzette zich niet tegen de pijn, liet het juist toe, om het vervolgens uit te bannen. Het werkte, alleen kwam het even later weer terug. Ze deed weer precies hetzelfde. Dat was trouwens iets wat ik wel wist – het was een vrouw.
De pijn schoot door mijn hoofd. Ik ging rechtop in mijn bed zitten, concentreerde me en probeerde de pijn uit te bannen. Langzaam trok de pijn weg. Dit was iets wat ik al veel vaker had gedaan. Hoe ik eraan was gekomen, geen idee. Ik deed het gewoon, en het werkte tot nu toe altijd. Flits. De pijn was terug. Langzaam bande ik het weer uit. Maar toen voelde ik nog iets anders. Er voelde iemand mee. Iemand zat in mijn hoofd, en voelde mijn pijn. Ik concentreerde me en zag weer de vertrouwde, witte kamer in mijn hoofd. Ik zag een deur openstaan, liep er naartoe en deed hem dicht. De persoon was uit mijn hoofd verdwenen. Toen schoot me iets te binnen. De persoon achter de deur was professor Sneep geweest. Wat deed hij daar? Wat deed hij met me? Hij voelde mee, waarom zou hij dat willen? Ik wist het niet. Ik wist hier helemaal niks.
Ik schrok op van een zacht kuchje naast me. Ik deed langzaam mijn ogen open en keek naar de zwartharige jongen die op het bed naast me zat.
'Wat doe je?' vroeg hij. Hij keek met verbaasde ogen naar me.
'Gewoon. Niks bijzonders.' Ik was even vergeten dat hij er ook nog was.
'Het zag er anders niet zo gewoon uit.'
'Voor mij is het gewoon. Ik bande mijn hoofdpijn uit.'
'Kun jij uitbannen?' Hij leek steeds verbaasder te worden.
'Blijkbaar... kan niet iedereen dat, dan?'
'Nee. Het vereist heel veel oefening. De meeste heksen en tovenaars doen er 5 jaar over om het een beetje te kunnen. Er bestaan speciale opleidingen voor.'
'O, nou, dan heb ik mazzel, dan hoef ik die niet te volgen.'
Het was even stil. De zwartharige jongen leek in zijn gedachten verzonken.
'Wie ben je?' vroeg hij opeens.
'Huh? Ik ben Autumn. Dat had ik toch al verteld?'
'Ja, maar ik bedoel.. Wie ben je? Je zit niet op Zweinstein, je kunt uitbannen...'
'Ik weet niet eens wat Zweinstein is. En dat uitbannen... tsja. Dat doe ik al jaren. Daar is toch niks mis mee?'
'Je weet niet wat Zweinstein is? Heeft Sneep je dan niks verteld? Wat een... Nouja. Hij vertelt het vast wel. Maar met uitbannen is niks mis, behalve dat het een van de moeilijkste vormen van magie is.' De jongen keek me aan. Hij keek heel serieus.
'Magie?'
'Weet je dan echt helemaal niks? Zweinstein is een Hogeschool voor Hekserij en Hocus-Pocus.
'Ja, dat wist ik.'
'Nou dan. Magie dus. Iedereen hier wordt erin onderwezen. Ik zit in het zesde jaar.'
'Zesde jaar?' Ik begon nieuwschierig te worden. Wat was dit allemaal? Wat was Zweinstein, wat had dit allemaal te maken met magie en de belangrijkste vraag, wat deed ik hier? Ik was toch niet magisch ofzo? Of toch wel? Dat witte schild... Nee, dat was vast alleen maar verbeelding. Dit was gewoon een of andere ziekenzaal waar ze me tijdelijk heen hadden gebracht.
'Zesde jaar.' Herhaalde hij. 'Ik ben 16, dus zit ik in het zesde jaar. Hoe oud ben jij? Je ziet er niet uit als een eerstejaars.'
'Veertien.'
'Je hebt geen brief gehad toen je 11 was?'
'Brief? Wat voor brief?' Ik snapte er steeds minder van. Brief? Eerstejaars? Hoe oud was een eerstejaars dan? Ik rekende even. Hij was 16, en een zesdejaars. Dan zou je eerstejaars zijn op de leeftijd van 11. 11? Ik was 14! O, wacht. Ik hoefde ook niet naar deze school natuurlijk.
'Nee dus. Ieder magisch kind krijgt op zijn elfde jaar een brief, een uitnodiging voor Zweinstein. Alle eerstejaars zijn dus 11.'
'Aha.' Dat had ik ondertussen ook al uitgevonden.
'Maar ik denk dat de professoren wel redenen hebben om je niks te vertellen, dus laat ik het hierbij. Heb je Perkamentus al ontmoet?' vroeg de jongen. Ik bedacht me dat ik nog steeds zijn naam niet wist. Ik noemde hem nog altijd 'de jongen'. Toch maar eens vragen, zo.
'Perkamentus?' Was dat een persoon? Ik kende wel perkament, dat was de ouderwetse vorm van papier.
'Die zie je snel genoeg. Ik ga nu. Tot ziens... Autumn.' Hij keek me even doordringend aan met zijn groene ogen, pakte een bril van zijn nachtkastje, zette hem op en stond toen op van zijn bed. Hij liep naar de grote deuren van de ziekenzaal, keek nog één keer achterom en liep weg. Ik liet me weer terug in de kussens vallen. Zoveel om over na te denken, zoveel dat ik niet snapte. Waarom wilde niemand het gewoon uitleggen?
Toen wist ik het. Het was Marjolein geweest. Marjolein die pijn had gehad. Nu voelde ik niks meer, maar ik pakte toch snel een flesje van de plank boven mijn bureau, controleerde het etiket en liep ermee naar de ziekenzaal. Daar aangekomen zag ik haar liggen. Ze leek te slapen. Potter was weg uit het bed naast haar. Mooi zo. Ik plofte op de stoel naast haar bed neer die er nog stond. Ze deed haar ogen open. Even schrok ik, ik dacht dat ze sliep. Toen herstelde ik me weer.
'Hoofdpijn?'
'Niet meer.' Antwoordde ze. Ze leek niet verbaasd dat ik het wist, integendeel. Ze leek het te weten. Ze richtte zich een beetje op en keek me aan.
'Wat deed u?'
'Hoezo?' Ik besloot om net te doen alsof ik van niks wist. Kijken hoe ze zou reageren.
'Wat deed u in mijn hoofd?' Ze bleef kalm, maar ik kon zien dat ze dringend een antwoord wilde. Nogal logisch, aangezien haar nog helemaal niks verteld is...
'Ik voelde je pijn. Je blokkeerde. Waar heb je dat geleerd?'
'Daar hadden we het niet over. Waarom voelt u mijn pijn?'
'Waarom kan jij blokkeren?' Ik was de leraar. Ik was degene die vragen mocht stellen.
'Weet ik ook niet! Kan iemand me misschien vertellen wat er hier allemaal aan de hand is? Ik kijg alleen maar meer vragen en heb nog geen een antwoord!' viel ze tegen me uit. Het was duidelijk dat ze hier al een paar dagen mee zat. Nu gooide ze het er allemaal uit.
'Ik zal het er met Perkamentus over hebben.' Antwoordde ik. Ze keek me nog steeds boos aan, maar ik stond op en liep de zaal uit.
'Weet ik ook niet! Kan iemand me misschien vertellen wat er hier allemaal aan de hand is? Ik krijg alleen maar meer vragen en heb nog geen een antwoord!' viel ik tegen hem uit. Ik was het zat. Elke keer werden er maar vragen gesteld waar ik zelf het antwoord niet op wist. Telkens kreeg ik meer vragen en niemand gaf me antwoord. Ik snapte helemaal niks meer. Ik werd behandeld als een klein kind.
'Ik zal het er met Perkamentus over hebben.' Zei Sneep. Ik keek hem boos aan. Snapte hij het dan niet? Ik wilde nu antwoorden. Nu! Niet nadat hij overlegd had met ene Perkamentus. Maar Sneep stond op en beende de zaal uit. Ik was weer alleen met mijn gedachten.
Ik ging recht zitten, concentreerde me weer op de witte kamer en fantaseerde er een boksbal in. Hij hing er nu ook echt. Ik begon er tegenaan te stompen, en het hielp. Langzaam zakte mijn woede. Toen ik helemaal uitgeput was van het slaan, wenste ik een stoel en plofte er in. Langzaam liet ik de witte kamer vervagen en voelde dat ik ook echt moe was. Ik trok de dekens op tot mijn kin, en wilde gaan slapen. Maar toen hoorde ik voetstappen. Het waren twee mensen. Sneep was er ook bij, hoorde ik. Ik kon vaak aan de hand van voetstappen horen wie het was. Het gewicht, de manier van lopen... daaraan herkende ik nu Sneep. Maar de andere man kende ik niet. Het was wel een man... met een lange, grijze baard en dito haar, zag ik toen hij naar binnen stapte. Ik richte me (voor de zoveelste keer deze dag) op en bleef de oude man onafgebroken aanstaren.
'Hallo, Marjolein.' Zei de oude man. Zou dit Perkamentus zijn? Toen bedacht ik me iets. Hij had me Marjolein genoemd – en ik heette geen Marjolein meer. Vanaf nu was ik Autumn.
'Autumn.' Zei ik zacht.
'Wat zei je, kind? Ik verstond je niet helemaal.'
'Autumn.' Sprak ik nu luid.
'Ja, de herfst is een mooi jaargetijde. Kijk maar naar buiten, de bladeren zijn rood- en oranjegekleurd en-'
'Dat bedoel ik niet. Ik heet Autumn.'
'Volgens mijn informatie heet je Marjolein.'
'Nee. Niet meer. Autumn.'
'Hmm... oké, Autumn. Wil je me vertellen wat er gebeurd is?'
'Wat is er dan gebeurd?'
'Tja, dat moet jij me nou juist vertellen.'
'Maar er is niks gebeurd.' Ik snapte niet waar hij het over had. Wat was er dan gebeurd?
Bedoelde hij alles wat er in de laatste week was gebeurd? Dat ik uitviel tegen Sneep? Dat ik een zwartharige jongen ontmoet heb? Wat?
'Ik begreep dat je nogal tegen professor Sneep uitgevallen bent?'
O, dat dus. 'Sorry hoor. Ik wil gewoon weten wat er allemaal gebeurt met me. Waar ik ben, waarom ik hier ben, en vooral, wát ik ben.'
'Ja, daarom ben ik hier. Misschien is het slimmer om naar mijn kantoor te gaan, waar we ongestoord kunnen praten. Poppy!' riep hij erachteraan. Een kleine mollige vrouw kwam aangelopen. 'Ja? O, Albus. Wat kan ik voor je doen?'
'Zorg dat ze aangekleed word, en begeleid haar daarna naar mijn kantoor, wil je?' vroeg hij aan de vrouw. Toen richtte hij zich weer tot mij. 'Dan zie ik je daar.' Hij streek zijn gewaad recht, draaide zich om en liep weer weg, met Sneep in zijn kielzog.
