Disclaimer: Nee, Perkamentus, Sneep en de 'zwartharige jongen' heb ik niet bedacht. Die zijn van Joanne, en dat zullen ze ook vast wel blijven. Het lijkt me niet dat ze haar karakters wil uitlenen aan een 14-jarig meisje dat gewoon lol beleeft aan het schrijven van een verhaal. Als ze dat wel wil, laat het me dan weten! P

Writertje, Yoen & Angelgood: Tanx! D

Hoofdstuk 6 Wit, zwart, Perkamentus en Sneep.

'Kom maar mee'. De mollige vrouw, Poppy, trok me half van mijn bed af en liep toen voor me uit naar een klein kantoortje dat aan de ziekenzaal grensde.

'We hebben je kleren maar allemaal opgehaald, aangezien je toch hier blijft.'

'Wa-'

'Nee, dat vertelt Perkamentus je zo. Ik weet ook van niks.' Zei ze, mijn vraag onderbrekend. Ondertussen had ze naar een zooi kleren gewezen, op een hoop neergegooid. Mijn kleren. Alles dat ik zag was zwart en blauw en wit, maar Poppy was erin geslaagd ergens een paars truitje tussenuit te trekken.

'Deze is wel leuk, toch?' vroeg ze. Ze leek mijn moeder wel, vroeger. Die zocht ook altijd de meest onmogelijke kleren uit als we gingen shoppen. Mijn moeder... Snel drukte ik die gedachte weg. Ik keek weer naar de vrouw die mij nu vragend aankeek.

'Ehm, bedankt, maar ik zoek zelf wel wat uit.'

Geheel niet beledigd liep ze nog steeds even opgewekt het kantoortje weer uit. 'Oké, over 10 minuutjes kom ik je halen om naar Perkamentus te gaan.'

Ik graaide in de berg kleren, vond mijn favoriete spijkerbroek en trok hem aan. Nu pas merkte ik wat voor idioot ding ik eigenlijk aan had gehad. Een soort ziekenhuispyjama. Snel trok ik hem over mijn hoofd. Toen graaide ik nog een keer in de zooi kleren en mijn hand kwam weer boven met een zwart spaghettibandjestopje van fluweel. Ik trok het aan, en zocht even naar het bijpassende witte vest met zwarte letters. Toen ik die had gevonden en aangetrokken zag ik een grote spiegel staan. Ik keek erin en zag mezelf zoals ik dat al jaren zag. Een niet al te knap meisje, maar ook niet lelijk. Ogen een ondoorgrondelijke kleur, zwart met witte kleding. Gewoon het meisje wat ik altijd had gezien als ike in de spiegel keek. En toch was er iets anders, iets... wat ik niet kon benoemen. Het leek bijna alsof ik volwassener was geworden, maar er was niks gebeurd. Ik weet niet wat het was. Ik zou het ook nooit weten.

Toen draaide ik me om en zag op het bureau make-up staan. Mijn make-up. Dat hadden ze blijkbaar ook meegenomen. Ik pakte mijn toilettas, ritste hem open en haalde er een kleine spiegel en mijn mascara uit. Met de spiegel in de ene hand en de mascara in de andere begon ik aan mijn make-up. 5 minuutjes later was ik tevreden. Mijn ogen waren zwart omrand, en zwarte mascara, maar mijn ooglid had ik wit gemaakt met een oogschaduwpotlood. Match met mijn outfit. Precies op het moment dat ik mijn toilettas weer dichtritste kwam Poppy binnen.

'Ah, ik zie dat je klaar bent. Volg mij maar.' Zei ze en liep gelijk het kantoortje weer uit. Ik liep achter haar aan, door het halve gebouw, zo leek het. Gang door, hoek om, weer een gang door, toen door een soort gat in de muur waar een tapijt voor hing, nog een gang door... na een tijdje raakte ik de route kwijt. Als ik nu zelf terug zou moeten lopen zou ik zeker weten verdwalen. Toen stopte Poppy opeens, en ik botste bijna tegen haar op.

'Zo, we zijn er. O, Perkamentus is vergeten het wachtwoord te zeggen. Tsja... zoutzuurtjes? Suikerveer? Chocokikker? Smekkies in alle smaken? Flossende Flintmints?'

Bij die laatste woorden begon de muur te bewegen. De muur te bewegen? Hoe kon een muur nou bewegen? Nou, zo dus. De muur draaide gewoon weg, de waterspuwer verdween.

'Nou, schiet op dan, ga erop staan!'

Erop staan? Daarop? Dat draaiende ding? Waar ging dat heen dan? Maar ik zag dat het platformpje al bijna weg was dus ging ik er maar snel opstaan. Ik keek de vrouw een beetje angstig aan, maar ze stelde me gerust.

'Het komt wel goed, meisje. Het komt echt wel goed. Albus is een goed man.'

Toen kon ik de vrouw niet meer zien en ik draaide nog steeds naar boven. Toen hoorde ik opeens een geluid alsof een zware deur in een heel zwaar slot viel en stond ik stil. Ik liep de laatste treden omhoog en zag een deur. Ik klopte er maar op, aangezien ik geen andere deuren of gangen zag waar ik heen zou kunnen gaan.

'Binnen.' Klonk een stem. Het was dezelfde stem als die van de man die Perkamentus heette, dus dat was in ieder geval goed. Tenzij hij een tweelingbroer had, natuurlijk...

Daar zou ik snel achterkomen. Ik opende de deur en stapte naar binnen. Het was een niet zo groot kantoor, eigenlijk had ik wel groter verwacht. Het was rond, en langs de wanden stonden boekenkasten. De boekenkasten liepen dus ook rond. Middenachter in het kamertje stond een groot, eikenhouten bureau, en Perkamentus zat erachter. Op het bureau lagen vooral veel papieren. Er stond een leeslamp, een schaaltje met iets wat op snoepjes leek, en een grote grijze bak, met een of andere lichtblauwe, nee grijze, nee zilvere... nouja ergens in die kleurenrichting, substantie erin. Ik kon niet zien of het vloeibaar was of vast, of whatever, misschien wel een gas. Niks leek normaal hier, en toch zag alles er heel normaal uit. Net zoals de laatste paar dagen, zegmaar. Toen leek ook alles normaal, maar dat is het niet. Daarom ben ik hier, om antwoorden te krijgen. Tenminste, dat hoop ik...

'Zo, Mar- sorry. Autumn. Ga zitten.' Begon Perkamentus.

Ik had nergens een stoel gezien toen ik binnenkwam, maar nu stond er toch echt een. Een stoel met een grote, stijve rugleuning. Hij zag er niet echt comfortabel uit, maar ik ging toch maar zitten. Ik wilde niet onbeleefd zijn.

'Goed, Autumn. Laten we maar beginnen. Vraag maar, maar wel altijd één vraag per keer. Ik kan niet tien verschillende vragen tegelijk beantwoorden, of wel?' Hij glimlachte. Het viel me op dat als hij glimlachte zijn baard en snor mee omhoog gingen, en er verscheen een twinkeling in zijn hemelsblauwe ogen. Toen viel me iets op. Sneep stond achter me, bij de ingang waar ik zojuist doorheen was gelopen. Hij was slechts een zwarte schaduw, maar toch nadrukkelijk aanwezig. Waarom hij hier was, was me niet helemaal duidelijk. Was hij assistent ofzo, van Perkamentus?

Autumn zat recht tegenover me, op een niet zo comfortabele stoel. Dat deed ik expres, omdat de meeste mensen dan toch hun comfort boven hun beleefdheid verkozen en bleven staan. Zo kon ik mensen vantevoren al een beetje observeren. Autumn was wél gaan zitten. Ik was benieuwd naar dit meisje. Ze leek zo verlegen, teruggetrokken, maar tegelijkertijd zo zeker.

Ik was ook benieuwd naar wat ze nu zou vragen. Zou ze zomaar in het wildeweg vragen, of een goede vraag uitdenken? Blijkbaar koos ze voor het laatste.

'Kunt u me niet beter vertellen wat er gebeurd is? Gewoon, vanaf het begin?'

Haar stem klonk een beetje onzeker, en zacht, maar toch kon ik haar goed verstaan.

'Ja, dat is misschien beter. Bereid je voor, het kan een lang verhaal worden.'

Het was ook een lang verhaal. Het verhaal van Marjolein, het verhaal van Autumn.

Ik liep naast Sneep door de donkere gangen van hetzelfde gebouw wat een paar uur geleden nog mooi had geleken. Nu leek het nogal eng. Het zou zo een eng spookkasteel uit zo'n film kunnen zijn. Onwillekeurig moest ik even aan Pirates denken, aan de spookpiraten. Hoe ik daar zo bij kwam, ik had geen idee. Maar om het idee van de piraten moest ik toch even grinniken. Ik hield van de Pirates film, ik had hem al duizend keer gezien thuis. Thuis... waar was nu mijn thuis? Moest ik hier blijven? Sneep onderbrak mijn gedachten.

'Wat valt er te lachen? Ik vind het hiet anders helemaal niet zo grappig, hoor. Ik heb wel betere dingen te doen dan met een losgeslagen tiener een slaapplaats zoeken.'

'Nou, waarom gaat u dan niet iets anders doen, in plaats van een losgeslagen tiener een slaapplaats helpen zoeken? Ik slaap overal, hoor.' Abrupt (A/N schrijf je dat zo?) bleef ik staan. 'Voor mijn part slaap ik hier.'

'Doe niet zo idioot en loop door.' Zei Sneep chagerijnig. Was die vent ooit NIET chagerijnig? Sneep begon weer met grote passen te lopen en ik moest bijna rennen om hem bij te houden.

Op een gegeven moment stopte hij, voor een leeg stuk muur ergens op de 5de verdieping. Ik botste bijna tegen hem op, maar wist nog net op tijd te stoppen.

Sneep pakte zijn toverstok (wist ik nu, na de uitleg van Perkamentus) uit zijn zak en tikte ermee op de muur. Een poort verscheen, en Sneep liep erdoor naar binnen. Ik bleef er een beetje aarzelend voor staan. Moest ik hier ook naar binnen? Zou die poort dan niet opeens weer sluiten, voor mijn neus, ofzo? Sneep zag dat ik bleef aarzelen en draaide zich om in de gang achter de poort.

'Nou, schiet op. We hebben niet de hele dag, hoor.' Om dat nog even te bewijzen keek hij op zijn horloge. Een zwart horloge, zoals alles aan Sneep zwart was.

'In feite, is het al bijna middernacht. Nou, schiet op.'

Ik stapte aarzelend door de poort en merkte dat die niet voor mijn neus dichtging. Zelfverzekerder liep ik door, achter Sneep aan, totdat hij weer ergens bleef staan. Dit keer voor een deur. Hij gooide hem letterlijk open, beende naar binnen en draaide zich midden in de kamer om. Hij keek me aan en zei; 'Hier slaap jij vannacht. Het is mijn slaapkamer, maar ik kan geen andere plaats vinden. Dit is dus de lerarenafdeling, waar we net op liepen. Je vertelt niks over de plaats ervan aan andere leerlingen, anders zoeken we een gepaste straf voor je.' Hij zei het heel dreigend, maar het maakte mij eigenlijk niet zoveel uit. Hij ging z'n gang maar met z'n straf. Ik hield mijn mond wel gewoon. Alsof ik ooit tegen iemand van mijn leeftijd zou praten...

'En waar slaapt u dan?' Bedacht ik me opeens. Hij moest toch ook slapen? Als ik in zijn bed slaap, waar slaapt hij dan? Ik zag dat het een heel groot bed was, waarschijnlijk iets van driepersoons, maar ik moest er niet aan denken om samen met Sneep in één bed te moeten slapen. Kom op zeg, met een leraar, die ook nog eens heel vet haar had.

'Ik slaap op de bank.'

'Oké. Mooi' Pfiew, was dat even mooi. Ik hoefde niet met vette kwal in één bed.

'Nou, ik moet nog even wat doen. Jij gaat nu slapen.'

'Ja, baas.' Kaatste ik terug. Hij klonk alsof hij mijn vader was. Alsof iemand ooit mijn vader zou kunnen vervangen. Onbeschofte vetkwal.

Sneep was al weggelopen, maar draaide zich bij deze opmerking half om.

'Wat zei je? Zeg dat nog eens?' vroeg hij, op dreigende toon en met zijn ogen samengeknepen.

'Ja, baas, zei ik. U klonk als mijn baas, u deelt commando's uit.' Normaal was ik echt niet zo brutaal, maar op een of andere manier durfde ik dat tegen Sneep wel te zijn. Hij was gewoon lachwekkend, eigenlijk. Ik weet het niet. Bij hem durfde ik dat gewoon wel.

'Het is jammer dat je geen leerling bent, anders zou ik je zeker nu straf hebben gegeven.' En met die woorden draaide hij zich om, liep de kamer uit en sloeg de deur hard dicht.