Hoofdstuk 5 – Draakje vs. Zij Die Niet Genoemd Mogen Worden

Helemaal aan de andere kant van de Arahas Woestijn, in de omringende Bush-Bush, liep een jongeman met wit blond haar in hoog tempo door het gewas. In één hand hield hij zijn toverstok vast en in de andere wat waarschijnlijk een landkaart moest voorstellen.

"Naar links, naar rechts, naar rechts, na 10 meter weer naar links," mompelde de jonge man terwijl hij intensief naar de landkaart keek en daar liep waar de landkaart hem leidde. "Sneller lopen, Draakje!" zei hij tegen zichzelf en hij versnelde zijn passen. Hij moest absoluut die Prachtige Pashmina vinden om alle macht te hebben zodat hij eindelijk de wereld kon regeren. Dan zou zijn vader nooit meer 's avonds in een dronken bui kunnen meedelen dat hij teleurgesteld was in zijn zoon, die nooit iets heeft bereikt. En met alle macht van de Pashmina zou Draakje eindelijk een vriendin krijgen. Niet dat hij lelijk was, absoluut niet, maar door dat kwaadaardig zijn schrikte hij vaak de meeste vrouwelijke figuren af.

"Ik ben helemaal niet lelijk," zei Draakje tegen zichzelf, om zijn ego weer wat op te hogen. "Ik ben een heel lekker ding." Hij knikte goed keurend tegen zichzelf en voegde er toen bedenkelijk aan toe: "En ik heb een geweldige persoonlijkheid. Bovendien ben ik hoogbegaafd en behulpzaam. En bescheiden." Draakje knikte weer goedkeurend terwijl hij zich een weg baande door de dichtbegroeide Bush-Bush. "De psychiater zal blij zijn met deze bevorderingen Draakje. Zeer tevreden zal hij wezen- gasp mijn haar!" riep hij plotseling, toen een vogel een vrucht van de Prickly Pear Cactus op zijn hoofd liet vallen. Draakje greep meteen in zijn broekzak en haalde een potje gel tevoorschijn om vervolgens zijn haar er mee vol te smeren. Toen zijn haar weer goed zat slaakte hij een zucht van opluchting. Daarna keek hij op de grond waar de vrucht lag. Snel raapte hij het op en nam er gulzig een hap uit. Draakje grijnsde in zichzelf terwijl hij de rest op at, het vele water uit de vrucht zijn dorst lessend.

Plotseling hoorde hij een geruis uit de bosjes naast hem, en hij stak onmiddellijk zijn toverstok voor zich uit. Het geritsel werd steeds luider en luider, totdat er plotseling zes wezens op zes zwarte als de nacht paarden tevoorschijn kwamen. Draakje wist meteen waarom de vogel de woestijnvrucht had laten vallen en was gevlucht. De zes wezens, allen in zwarte gewaden gekleed brachten een donkere sfeer mee en hoewel het middag was en ze zich in een woestijn bevonden werd alles opeens zeer donker en kil. Het wezen dat voorop was sprak plotseling in een vreselijk stem, dat alleen bestond uit een ijzig gefluister:

"Passshmiiinaaa." En het stak zijn hand uit.

"Ik heb het niet!" riep Draakje fel. "Ga!" Maar de zes wezens verroerden zich niet. "Ite!" riep hij en uit zijn toverstaf kwam een donkerrood licht dat direct op de zes ruiters af schoot. De duistere paarden hinnikten nerveus terwijl het rode licht hen omringde. Daarna vluchtten de zwarte ruiters en Draakje stond een paar seconden stil, trillend van het voorval. Niet veel mensen overleefden hun ontmoeting met Zij Die Niet Genoemd Mogen Worden.

"En ik ben dapper," mompelde Draakje in zichzelf terwijl hij weer verder door de Bush-Bush liep, zoekend naar de Prachtige Pashmina.


A/N: Kort... maar hopenlijk erg krachtig... en grappig. Reviews zouden enorm welkom zijn!