Hoofdstuk 15
De Overlevende

"Ze zijn nu al zes weken weg. Moeten we ze niet gaan zoeken?" vroeg Ginny aan Hermelien.
Het regende buiten pijperstelen en af en toe onweerde het. Alleen hun twee waren in het Grimboutplein.
Zonder Madison en Harry was het een saaie bedoeling. Elissa hadden ze een tijde geleden aan Draco gegeven zoals Madison wou en Draco ook maar al te graag. Hermelien had hem op het hart gedrukt dat als hij het moeilijk vond om voor haar te zorgen ze Hermelien een uil moest sturen dat zij haar op kon halen. Maar nadat ze Elissa weg hadden gegeven (want zo voelde het) hadden ze geen woord meer van Draco gehoord.
Hermelien en Ginny waren natuurlijk doodongerust geweest, maar ze bleven tegen zichzelf zeggen dat Madison hem vertrouwde en notabene over twee maanden met hem ging trouwen.
"Nee, Ginny we moeten hen de tijd gunnen. En als we nu naar ze op zoek gaan kunnen Dooddoeners die misschien wel achter hen aan zitten ons volgen en dat zijn de rapen gaar" Zei Hermelien en er klonk een oorverdovende donderslag zodat Knikkebeen de kat en Arnold de Ukkepulk onder de bank vlogen.
"Ja, maar we hebben al een tijd geen duif van ze gekregen" zei Ginny die nu onder de bank kroop en de beesten er onder vandaan probeerde te lokken.
"Ja, en in de laatste brief die we hadden gekregen zeiden ze dat we ze vóóral niet moesten gaan zoeken en dat alles goed met ze ging" even was het stil tot ze een knal hoorde, eerst dacht Hermelien dat er iemand was verschijnseld of dat het weer een donderslag was geweest maar toen ze goed keek zag ze dat Ginny haar hoofd tegen de bank had gestoten.
Hermelien haalde een pluk stof uit haar, haar en ze gingen samen weer op de bank zitten.
"En ze hebben het gruzelement en als klapper op de vuurpijl hebben ze dertien Dooddoeners verslagen en er één voor het leven verlamd. Sommige Dooddoeners zijn nu al weer ontsnapt maar je moet naar het geheel kijken" zei Hermelien om Ginny nog meer gerust te stellen en dat werkte want Ginny ging op haar gemak zitten en zei niets meer.
Opeens werd er verschijnseld en zagen ze Tops en Lupos binnen komen, samen hielden ze iemand vast.

"Tops, Remus!" riepen Hermelien en Ginny ongerust maar toen ze goed zagen wie ze vast hadden slaakte Hermelien een gil en Ginny keek bang naar het lichaam van Harry Potter.
"Hij leeft nog, er komen snel Helers uit het st. Hostilo. We zaten te ver uit de buurt om daar heen te verschijnselen" zei Lupos snel en ze legde hem op de tafel neer.
Harry zag er slecht uit, hij bloedde hevig en zijn bril was stuk gegaan. Ineens verschijnselde tientallen helers en zusters.
Hermelien, Ginny, Lupos en Tops werden de woonkamer uitgedrukt en de deur viel met een klap dicht.
"Laten we naar de keuken gaan dan kunnen jullie vertellen wat er allemaal is gebeurd" zei Hermelien en met z'n allen gingen ze naar de keuken.

"Draco ze is dood!" schreeuwde Lucius Malfidus tegen zijn zoon. Draco moest moeite doen om zijn tranen in te houden. Als zijn vader zoiets zei kón het geen erg slechte en flauwe grap wezen.
"Dat kan niet" zei hij terug en keek naar zijn moeder die tegenover hem op de bank zat met Elissa op schoot. Zijn moeder was erg hecht met het kind geworden en Draco moest er niet aan denken hoe ze vroeger met hem als baby was geweest.
"Draco als je vader het zegt is het waar" zei zijn moeder streng en Draco stond op. Het was al zulk rotweer en nu was ook zijn verloofde dood.
Draco wou weg lopen maar werd door zijn vader vast gehouden die met een nat gewaad in de huiskamer stond waar hij en Madison ooit hadden gezeten.
"Ik heb het zelf gezien, ze ving een spreuk op voor Potter en viel het ravijn in samen met het Gruzelement die we nu kwijt zijn. Onze taak is, die nu weer op te sporen en jij gaat daar zelf aan meedoen dat heeft de heer van het duister geëist" zei Lucius die nu zijn zoon los liet.
Draco schrok niet van de dreigementen en liep de woonkamer uit. Hij liep de enorme trap op en ging naar zijn kamer. Uit zijn bureaula pakte hij een doosje, deed die open en daarin zat een prachtige diamanten ring. Draco zuchtte, die zou hij aan haar hebben gegeven en om haar vinger hadden geschoven als ze in april gingen trouwen.
Nu kon Draco het niet meer in houden, een traan gleed over zijn wang. Nooit had hij van zo iemand gehouden als van Madison.

"Wat!" schreeuwden Ginny en Hermelien in koor tegen Remus en Tops.
"Ja, in tegenstelling tot jullie wou ik Harry in de gaten houden en toen we dachten dat het veilig was waren we naar ze toe gegaan. Ze waren naar een bos in de buurt van een ravijn gegaan. Maar toen we net contact hadden gemaakt kwamen er Dooddoeners tevoorschijn onder andere Lucius Malfidus. Al snel barstte er een gevecht los en Madison ving een spreuk voor Harry op. Ze viel toen samen met het gruzelement in het ravijn" vertelde Remus en bekeek een bloedende schaafwond op zijn onderarm. Het werd stil. En in de kamer naast hun hoorde ze veel mensen lopen.
"Is Madison echt dood. Weten jullie het zeker?" vroeg Ginny die het nauwelijks kon geloven.
"Ja" Zei Tops en er gleed een traan over haar gezicht. Ze had nu blond krullend haar en felgroene ogen. Ze droeg een dikke trui en spijkerbroek. Ze zou zo door kunnen gaan voor Madison zelf.

Tweehonderd kilometer verderop deed een meisje met blond lang krullend haar, haar lichtblauwe ogen open. Ze hijgde, alsof ze een marathon had gerend. Ze keek om zich heen, het zou zo gaan regenen. Ze was in een soort sprookjeswereld beland. Ze lag op een open veld met maar één enkele boom. Ze lag op gras, dat niet bepaald hoog was. Ze ging zitten en er ging een pijnscheut door haar arm heen. Ze keek naar haar arm die in een vreemde positie lag.
"Ook dat nog" Zei ze, ze keek omhoog, want ze kon zich alleen nog maar een harde val herinneren. Achter haar zag ze een hoge wand die haar eerder nog niet was opgevallen, hij was zo hoog dat hij in de wolken verdween, het had ook nog gekund dat de wolken laag hingen maar ze kon niet meer naar boven kijken want het begon keihard te regenen.
Snel stond ze op en liep naar de grote wand toe, in de want zat een grot en snel liep ze daar in.
Ze dacht aan wat er gebeurd was. In haar niet gewonde hand zat het medaillon. Ze keek ernaar, door dit ding zat zij nu hier. Harry en zij waren iets op het spoor gekomen dat alles vernietigde wat hij aanraakte. Maar ze werden overvallen door Dooddoeners.
Madison was bang dat Harry wat was overkomen, zijn bril was stuk gegaan toen zij voor hem sprong om een spreuk op te vangen. Verder herinnerde ze zich niets, alleen dat ze Harry had moeten beschermen.
Ineens klonk er een oorverdovende knal en deed haar ogen dicht en dook in elkaar. Toen ze haar ogen weer open deed zag ze dat de enige boom die er had gestaan ingeslagen was door een bliksem.
Ineens kreeg ze een idee, dit was misschien wel het gene waarnaar zij en Harry hadden gezocht, want als ze goed naar de boom keek was hij niet beschadigd.
Ze stond op en rende door de regen naar de boom, ze legde het medaillon in de boom en rende net op tijd weg. Net toen ze de grot weer had bereikt werd de boom geraakt door een bliksemschicht en ze zag het gruzelement in vlammen op gaan, iets wat met nog geen andere spreuk was gelukt.
Ze lachte, het was gelukt. Ze hadden het laatste gruzelement vernietigd. Nu was het open spel voor Harry en Voldemort.
Ze dacht aan Draco, wat miste ze hem. Ze keek uit naar de bruiloft in april. Ze had alleen één probleem. Haar toverstok had ze boven laten vallen en ze moest helemaal zonder toverkracht dus terug naar het Grimboutplein zien te komen.
Maar daar maakte ze zich nu nog niet druk over, ze ging liggen en luisterde naar de regen die naar beneden viel, soms hoorde ze een knal van de boom, maar viel uiteindelijk toch in slaap.