Hoofdstuk 16
Herenigd

Madison deed haar ogen open. Ze zag een prachtige dag, het zonnetje lachte haar toe. Het was dan wel mooi weer maar Madison trilde wel. Ze was gister drijfnat in slaap gevallen en de avondlucht had daar geen verbetering in gebracht.
Ze stond op en liep de grot uit. Het gras was na van de regen van de vorige avond nat en modderig en het zand was drijfnat zodat het af en toe een modderpoel leek in plaats van een nat grasveld. Af en toe werd ze met haar schoenen de grond in gezogen, maar ze stapte moedig door.
De wandeling leek wel eeuwig te duren maar uiteindelijk kwam ze bij een dorpje aan. Het zag er niet echt magisch uit en even betwijfelde ze of ze daar wel iemand zou vinden die haar kon helpen maar later zette ze die gedachte uit haar hoofd en dacht ze 'beter iets dan niets'.
Ze liep naar de eerst volgende herberg die ze tegen kwam en ging naar binnen. Het was heerlijk warm. Het leek haar een gezellig dorpje. Alles was vrolijk en alles lachte je toe en de mensen zeiden goedendag tegen haar terwijl hen haar niet eens kende.

Ze liep de Herberg in, het zag er sjiek uit. De muren waren van hout en er lag een rode vloer. Het licht was gedempt zodat het best gezellig was. Ze haalde diep adem en liep naar de balie waar een jonge jongen stond die er nogal dom uit zag.
"Goedendag, kan ik u helpen" vroeg hij vriendelijk aan Madison en Madison lachte vriendelijk terug.
"Ja, neemt u ook galjoenen aan in plaats van geld?" vroeg ze en de jongen schudde vrijwel meteen zijn hoofd.
"Nee mevrouw sorry" zei de jongen, maar Madison had nog een idee in haar achterhoofd. Als ze Draco niet had gekend had ze dit nooit gedaan, maar hij had haar is iets verteld over een dreuzel die een muntenverzamelaar was. Een kennis van haar verzamelde ook munten en zou een moord doen voor zeldzame munten.
"Zeg jongen ik heb een heel zeldzame munt, die levert veel geld op. Je baas zal daar heel blij mee zijn" zei Madison fluisterend met een knipoog.
Madison wist niet of het door de galjoenen was gekomen dat ze mocht logeren of het feit dat de jongen een zwak voor haar had. Drie keer per dag kwam hij zelf het eten bij haar brengen. Madison wist niet hoe lang ze in de herberg moest blijven. Ze moest eigenlijk zo snel mogelijk weg. Ze had met galjoenen betaald en dat viel voor tovenaars die in de buurt waren erg op, maar het stomste was dat ze geen idee had wat ze moest doen. Ze had hulp van tovenaars nodig, maar in deze tijd was het nooit zeker of tovenaars bij het goede of slechte hoorde.

"Harry het is jouw schuld niet, zij sprong voor je, het is niet dat je het vroeg" zei Hermelien die Harry gerust probeerde te stellen. Zij en Ginny hadden net tegen hem verteld dat Madison dood was en Harry had hard op de rand van zijn bed geslagen.
"Nee Hermelien dat is het wel. Eerst Ron en nu zij, ik heb geen zin om nog meer vrienden te verliezen" zei Harry en keek Hermelien aan alsof zij de volgende zou zijn.
"Harry, zij zijn gestorven omdat jij jeweetwel moet verslaan" zei Hermelien die door kreeg dat dit geen goede zet was geweest.
"Ja, dat is nu vrijwel onmogelijk omdat het laatste gruzelement ook weg is" zei Harry die zijn hand had bewogen en daar meteen weer spijt van had gehad omdat het in het verband zat.
"Harry vanavond is er een vergadering. Dan bespreken we alles" zei Hermelien en ging nu bij Harry op het bed zitten.
"Hermelien, ik mis alles. Mijn normale leven, Zwerkbal, mijn vrienden, kerst. Ik wil Voldemort zo snel mogelijk verslaan, met of zonder gruzelement. Zeg dat maar in die vergadering" zei Harry, Hermelien lachte als teken dat ze het had begrepen en gaf Harry een zoen op zijn voorhoofd en liep toen weg om hem rust te gunnen.

"Is dit uw eerste bezoek naar Deemister?" vroeg de jongen die achter de balie had gestaan aan Madison, hij had verteld dat alle gasten een enquête moesten in vullen Al had Madison het idee dat hij alleen háár ondervroeg.
Hij was naar haar kamer gekomen en zat op een krakkemikkige stoel, Madison zat op bed en luisterde naar de saaie vragen.
"Ja" en Madison zuchtte, hoe lang zou dit nog moeten duren.
"Nu alleen je naam nog" vroeg de jongen zenuwachtig.
"Melissa Dijk" zei Madison, als je veel met Harry had gereisd had je één ding geleerd. Geef nooit je echte naam op en gebruik de achternaam van je moeder op voor als mensen je eventueel zoeken.
"Oké, dat was een beetje een domme vraag" zei hij en lachte. Madison lachte terug maar vond de grap alles behalve leuk.
"Dan ga ik maar" zei hij en liep naar de deur.
"Ja, dat zal ik maar doen" zei ze en ging nu op het bed liggen.
Hoe had ze haar toverstok nou kunnen verliezen. Ze was dan wel niet helemaal machteloos, maar zo voelde het af en toe wel als ze bijvoorbeeld wat geknoeid had en het met de hand moest opruimen. Ze was dan wel pas een dag weg maar ze miste alles, van Elissa tot de krakende tree op het Grimboutplein.
Ze zuchtte, en net toen ze zuchtte ging de deur van de kamer open. Er kwam een lange man binnen, Hij had zwart haar en blauwe ogen.
"Ik wil nu normaal geld zien!" schreeuwde hij en Madison stond op.
"Hoe bedoelt u?" vroeg ze vriendelijk ookal kookte ze van binnen.
"Jij logeert in mijn herberg en betaald met nepmunten, of je betaald of je betaald je schuld af door te weken!" schreeuwde hij en Madison kwam nu naar voren en keek omhoog.
"Dat is toevallig echt geld meneertje en als je wilt dat ik ga moet hoeft u dat alleen te vragen" Zei ze, ze keek naar buiten het was donker geworden en binnen in haar was ze zelfs wel een beetje bang.
"Dan blijf je hier om een week te werken, je schuld moet betaald worden" zei de man nu en Madison leviteerde omhoog zodat ze op gelijke ooghoogte met de man stond.
"Ik ben iemand die opgestaan is uit de dood en u wilt me laten werken, ik ga mezelf wreken" Zei ze en daar schrok de man van, hij rende snel weg en Madison ging lachend weer naar beneden.
Al weer had ze dit nooit gedaan als ze Draco had gekend. Maar nu had ze geen keus. Het was ieder voor zich.
Ze ging meteen de deur uit en liep naar de uitgang. Het viel haar op dat de meeste mensen haar bang nakeken. Toen ze de stad verkend had ging ze op een bankje aan het water zitten.
Ineens hoorde ze voetstappen en ze had niet genoeg tijd meer om achterom te kijken. Ze werd ruw op de grond gegooid en nu kon ze zien wie haar belager was: Lucius Malfidus.
"Zo dus je leeft nog" zei hij en richtte zijn toverstaf op haar.
"Ja, ik ben nooit dood geweest. Alleen mijn arm was een beetje gebroken" zei ze en tilde haar arm die in het verband zat op.
"Ja, en nadat je een snul bang had gemaakt die het ministerie waarschuwde dat er een necroot rondliep ben je hier heen gegaan" siste hij.
"Nou hij was degene die mij eigenlijk bang maakte en bedreigde. En die zogenaamde snul herkende niet eens galjoenen. En nog een vraag je bent al twee keer opgepakt, hoe kunnen ze je op het ministerie weer aan nemen?" vroeg Madison allemaal en stond langzaam op.
"Nou ik werk er niet meer maar Draco wel" zei hij en de maag van Madison maakte een rondje in haar lichaam toen ze de naam van Draco hoorde.
"Hij denkt dat je nu dood bent, en het karwei dat ik zeventien jaar geleden al af had moeten maken maak ik nu af" zei hij en net toen hij de Avada Kedavravloek afvuurde vloog zij omhoog, deed haar armband die ze van Draco had gekregen af en liet ze in het gewaad van Lucius vallen, die gelukkig niets merkte. Als Draco dacht dat zij dood was, dacht de orde dat ook. Ze moest een teken van leven geven.
Ze ging weer naar de grond en toen ze dacht dat Lucius weer een spreuk afvuurde keek hij naar zijn onderarm en verdwijnselde. Ze zuchtte, deel één van het plan was klaar, nu wachten op deel twee. Net toen ze dat had gedacht werd het zwart voor haar ogen en viel ze op de grond.

Lucius verdschijnselde zijn huis binnen. Bijna had hij Madison Vererra vermoord, bijna had hij zijn zoon gered. Maar de heer van het duister moest hem weer oproepen. Dat was wel iets belangrijker dacht hij. Hij deed de keep van zijn gewaad af en Draco kwam aangelopen.
"En vader heeft u de tegenwerkende necroot weer het graf in geblazen? En u laat wat vallen" zei Draco die bukte om het gene op te rapen terwijl hij op het antwoord van zijn vader wachtte. Maar Draco hoorde niks terwijl zijn vader het antwoord gaf. Hij bleef naar het armbandje kijken, die was van Madison en zou ze nooit van haar leven af doen.
Zonder één woord te zeggen verdwijnselde Draco waar zijn vader vandaan was gekomen en zag Madison leggen. Het was een grote opluchting. Maar het was gaan regenen en Madison was drijfnat. Ze lag er al een kwartiertje schatte Draco in. Hij knielde bij haar neer, streek het blonde haar uit haar knappe gezicht en voelde of ze nog een hartslag had.
Even zuchtte Draco, hij voelde en lichte hartslag. Hij tilde haar op en verdwijnselde met haar naar zijn landhuis.