Disclaimer: Alles wat je herkent behoort tot Rowling. Alles wat je niet herkent heb ik te danken aan of te wel mijn fantasie of aan mijn beste vriendin.

A/N: Een tijdje geleden dat ik nog eens een hoofdstuk heb geplaatsd, maar ja. Blijkbaar zijn er veel mensen die dit verhaal aanklikken, maar weinig die reviewen...Het maakt me in feite een beetje triestig. Het doet me denken alsof het verhaal op niets trekt. Dus review en vertel me wat er mis is, dan zal ik er rekening mee proberen te houden. En als je vindt dat er niets aan scheelt, review dan ook maar. Dan ben ik gerust gesteld dat er ook nog mensen zijn die dit verhaal lezenen het leuk of goed vinden. Als het zo blijft duren, ga ik dit verhaal deleten. Wat ik persoonlijk wel jammer vind, als je bedenkt dat ik al tot hoofdstuk 12 zit.


- Hoofdstuk 4: De man van haar dromen. -

Marlies zat humeurig in de les Verweer Tegen de Zwarte Kunsten. Ze had punten afrek gekregen omdat ze te laat was komen opdagen bij Kruidenkunde en dan was er nog test geweest, iets wat ze niet had geleerd.

'Jullie gaan zien dat als jullie eenmaal in de tovenaarswereld als volwassenen en afgestudeerde mensen terecht komen, dat niet iedereen even vriendelijk, aardig of menselijk is. Ondanks dat Voldemort verslagen is, lopen zijn volgelingen nog steeds rond. Vandaag gaan we verder met het verdedigen. Je moet in staat kunnen zijn om een Onvergeeflijke Vloek te kunnen uitvuren.' Gaf Harry uitleg.

'Is dat niet verboden?' vroeg een Huffelpuffer op de tweede rij.

'Uiteraard.' Beantwoordde hij. 'Maar Dooddoeners staan er niet bij stil of iets verboden is of niet, ze doen het gewoon.'

'Oh.' Was het antwoord van de Huffelpuffer.

'Gaan ze dan niet naar Azkaban?' vroeg weer iemand anders.

'Uiteraard. Maar enkel en alleen als ze gevangen worden en dat is iets wat zelden gebeurd.'

'Is het dan zo moeilijk om hen te vangen, dan?'

Marlies zuchtte van ergernis. 'Het zijn volgelingen van Voldemort, wat wil je? Denk je dat ze hen zomaar gaan laten vangen om de rest van hun leven in Azkaban te zitten?'

De jongen voor haar draaide zich om en kwam ook in het gesprek. 'Maar het zijn Dooddoeners. Is het niet zo dat goed altijd wint van kwaad?'

'Ben je nu werkelijk zo naïef?' ergerde Marlies.

'Maar het is toch zo? Kijk nu naar Jeweetwel!'

'Ach, man. Jij gelooft zeker ook nog in sprookjes!' kwam Marc tussenbeiden.

'Neen,' antwoordde de jongen. 'maar het is nu eenmaal zo.'

'Dus jij denkt dat je zo maar op je gemak eventjes een paar Dooddoeners vangt?' vroeg Marlies ongelovig.

'Tuurlijk, als je toch met meerdere mensen bent.'

'Dit kun je niet maken!' tierde Marlies geërgerd. 'Jij denkt dat je onvoorbereid zomaar eventjes kunt winnen gewoon omdat je voor het goede vecht?'

'Goed is altijd slimmer.'

'Ach, man. Ga verder dromen!' knarstante Marc. 'Ik vraag me af hoe hij ooit in dit jaar is geraakt.' Fluisterde hij Marlies toe.

'Ok, jongens,' kwam Harry ertussen. 'Mag ik verder gaan met de les?' zonder op een antwoord te wachten vervolgde hij zijn les. Na een demonstratie van de Imperiusvloek moesten ze zich in groepjes van twee plaatsen. Marc moest eerst proberen om Marlies te vervloeken en dan omgekeerd. Marlies had al snel gemerkt dat het niet zo eenvoudig was om Marc zijn vervloekingen te ontwijken en toen ze eenmaal geraakt was, om niet zijn bevelen te gehoorzamen. Na een halfuurtje te oefenen kon ze toch al enige weerstand bieden. Wanneer het haar beurt was om te vervloeken was het voor haar uiteraard veel leuker. Ze zag onmiddellijk dat Marc veel slechter was in verdedigen dan in aanvallen, iets wat haar goed uitkwam en de vloek ook snel vat op hem had.

'Ok, mensen. Tegen volgende les een opstel van een perkamentrol lang over deze vloek.' Eindigde Harry de les.

De bel ging en iedereen stormde, strompelde of mankte, naargelang de verwondingen, de klas uit. Marc en Marlies stapten naar buiten en zetten zich neer op een bankje. Marc zuchtte luid.

'Wat is er?' vroeg Marlies.

'Vervloekte school.'

Marlies keek hem niet begrijpend aan.

'Ik bedoel, het is verdomme zaterdag en we hebben les.' Hij gooide zijn armen in de lucht en ging verder. 'Elk jaar van Zweinstein heeft vandaag vrijaf, behalve de laatstejaars! Ik wil mijn weekend terug van twee dagen en niet van één!'

'Maar dat gaat nu eenmaal niet en je weet dat toch?'

'Maar waarom, Marlies, waarom op zaterdag? Waarom niet gewoon zoals het altijd was?'

Marlies zuchtte. Ze had het Marc wel al vijfhonderd keer uitgelegd. 'Omdat het Ministerie besloten heeft om tijdens Kerstmis ook examens te doen. Vorige jaren hadden ze dat niet beslist en moesten ze dat dan ook niet aanpassen aan het lessenschema, Marc.'

'En daarom op zaterdag!'

'Ach, Marc! Luister nu toch! Met die examens nemen ze dagen af waar anders les werd opgegeven, luister je?' Marc knikte. 'Omdat er nu dagen wegvallen moeten ze die inhalen om tegen het einde van het schooljaar alles gezien te hebben, vandaar.'

'Gaat dat een heel schooljaar duren?' vroeg Marc paniekerig.

'Nee, domoor. Tot de kerstvakantie.'

'Hey, loverbirds! Hoe was de Zwarte Kunsten?' onderbrak Tinne hen enthousiast.

'We zijn geen loverbirds!' reageerde Marc woedend. Marlies draaide met haar ogen en wendde zich naar haar vriendin. 'Interessant, ik heb Marc mogen vervloeken. Echt een watje als het op verdedigen aankomt.'

Tinne en Marlies begonnen te lachen toen Marc protesterend zijn mond opende om iets te zeggen en dan bedenkelijk weer zijn mond dicht deed.

'Zei het toch.' Lachte ze. 'En hoe was bij jou Waarzeggerij?'

'Ach, zoals gewoonlijk. Ik ga mijn zoveelste gevaar tegemoet. Ik moet echt wel dapper zijn, hè? Ik bedoel voor op elk moment van de dag vermoord te kunnen worden en het leven dan toch nog te zien zitten.' Zei Tinne sarcastisch. 'Ik heb gehoord dat je te laat was tijdens Kruidenkunde.'

'Was je weeral te laat?' keek Marc haar ongelovig aan.

'Wel ja.' Haalde ze haar schouders op.

'En je bent dan nog wel op voorhand vertrokken!' ging Marc verder. 'Auw!' wreef Marc op de pijnlijke plek waar Tinne hem net een dreun had gegeven.

'Als er niet gevochten was, dan was ik ook op tijd geweest.'

'Gevochten!' riep Marc het enthousiast uit. 'Wauw, en ik heb dat gemist? Wie tegen wie?'

'Griffoendor tegen Zwadderich.' Lachte Marlies met het typische jongensgedrag van Marc.

'Oh, super!' schreeuwde Marc het uit.

Tinne vond het duidelijk niet al te super en gaf hem een dreun rond zijn oren.

'Hey, was dat nu nodig?'

'Je bent net een jongen van drie jaar dat voor het eerst een snoepje in zijn handen krijgt.' Zei ze geërgerd. 'Ik baal van zulke mensen!'

Marc keek haar ongelovig aan en keek met een vragende blik naar Marlies. Marlies haalde haar schouders op en schudde haar hoofd.

Tinne zuchtte en stond toen weer recht. 'Ik ga alvast Waarzeggerij doen. Ik zie jullie wel met het avondeten.'

'Wat heeft die vandaag?' vroeg Marc aan Marlies. Marlies glimlachte liefjes naar Marc.

'Iets wat jullie jongens nooit zullen verstaan.' Daarna stond Marlies ook meteen recht en liet Marc achter.

'Maar, Marlies!' hoorde ze Marc nog net roepen toen ze achter een gordijn verdween.

Marlies stapte de vertrouwde Astronomietoren binnen en keek rond.

'Gelukkig.' Fluisterde ze toen ze zich verzekerde dat er geen professor Sneep of iemand anders in de toren was. Ze sloot haar ogen en probeerde aan niets te denken, tot opeens iets haar deed wakker schrikken. Er trok iets aan haar gewaad. Toen ze haar ogen opendeed zuchtte ze opgelucht en zag haar uil vrolijk naast haar heen en weer huppen, vragend om aandacht.

'Hey, Lilian. Eeuwen geleden dat ik jou gezien heb.' Aaide ze haar twaalfjaar oude steenuil. Krijsend beet ze in haar vinger. Marlies trok haar arm weg en toen zag ze iets naast Lilian liggen. 'Wat is d…?' Marlies adem stokte. Was dat wie ze dacht dat het was? Vlug nam ze de krant vast waarop met gouden letters "De Avondprofeet" opstond. Hoe de krant heette interesseerde haar niet, maar wel degene die op de voorpagina stond. Een lachende blonde man schudde de hand van de oude minister. De blonde man was degene die haar aandacht had getrokken. Hij had blauwe ogen, net als, net als…

'Oh, mijn God!' Marlies werd lijkbleek. Dit kon niet waar zijn, ze was aan het dromen. Over dromen gesproken trouwens…dit was de man vanuit haar droom!

Nieuwe minister bekend: Javier Creivalp.

Sinds deze namiddag is de nieuwe minister van Toverkunst bekend. Na wekenlange verkiezingen is de jongeheer Javier Creivalp de nieuwe minister geworden. Javier is 24 jaar oud en tot nu toe één van de jongste ministers ooit!

"Hij is misschien jong, maar heeft het verstand van een uil!" was de commentaar van de ex –minister.

Over de jongeheer Javier was tot hedendaags niet veel bekend, maar een verfrissend interview heeft dat de wereld uitgeholpen:

Waarom wou u minister worden?

"Ach ik weet niet. Ik hoorde dat er verkiezingen werden gedaan voor een nieuwe minister en ik vond eigenlijk dat het eens tijd werd dat iemand jong de touwen in handen nam. Niets persoonlijks bedoeld, maar het Ministerie is aan het verouderen, net zoals de wetten. Vandaag de dag mag de jeugd niets meer en daar wou ik verandering in brengen. Niet te veel uiteraard, maar gewoon. Minder strenge wetten."

Had u geen vijanden als de jongste kandidaat?

"Uiteraard. De tweede jongste die zich ook kandidaat stelde was iemand van 46! U kunt zich dus al voorstellen hoe iedereen me daar bekeek. Ze lachten een beetje met me, noemde me nog groen achter de oren, een puber. Ach, je weet wel. Ik heb dan ook hard moeten vechten om aan de mensen te laten zien dat ik meer dan alleen een mooie kop heb en jong ben. Ik heb moeten bewijzen dat ik het vermogen had om de tovenaarswereld te leiden en te kunnen verbeteren."

Werd u gesteund door vrienden en familie?

"Ja, hoor. Meer door mijn vrienden dan door mijn familie."

Hoe bedoelt u?

"Ik heb geen familie."

Wilt u daarover wat kwijt?

"Euhm. Het is mijn persoonlijk leven. Maar ik kan wel wat lossen. Ik heb nooit mijn ouders gekend. Ik leefde bij de zus van mijn moeder, een pracht van een vrouw. Ze zei altijd dat mijn ouders samen heel gelukkig waren, maar wegens bepaalde redenen, die ik nog steeds niet weet, kon ik op de één of andere manier niet bij hen zijn of hen ontmoeten. Ik hoorde rond de tijd dat ik bijna zeven was dat mijn ouders gescheiden waren en nog niet zolang geleden mijn moeder overleden is. Ik dacht dat ik waarschijnlijk toen naar de begrafenis mocht gaan en dat ik dan uiteindelijk mijn vader zou ontmoeten, maar mijn tante had het mij verboden."

Waarom?

"Tja, mocht ik dat nu eens weten!"

Heeft u nog zussen/broers?

"Niet dat ik weet."

U heeft echt nog nooit van u vader gehoord of hem gezien?

"Nee, nooit. Ik wil er verder niet op ingaan."

Ik hoor dat u een accent heeft, kunt u dat nader verklaren?

"Natuurlijk. Ik ben geboren in Engeland, maar omdat mijn tante in Frankrijk woonde ben ik naar daar verhuist. Ik heb dus leren Frans spreken en later pas Engels."

Bent u naar Beauxbateaux naar school gegaan?

"Beetje logisch, niet?"

In feite hebben we dan een Franse minister?

"(lacht) Dat zou je kunnen zeggen."

U bent 24, wat heeft u gedaan in die zeven jaar na school?

"Eerst en vooral ben ik naar Engeland verhuisd en heb ik tevergeefs naar mijn ouders gezocht. Ondertussen heb ik dan ook mijn Engels verbeterd. Ik heb studies gedaan in verband met politiek en nog meer van die saaie boel."

Heeft u zelf een gezin, een vrouw, kinderen?

"Neen, ik ben nog steeds op jacht." (lacht)

Om nog eens de vragen op mijn blad te volgen: wat zijn uw plannen in de nabije toekomst?

"Eerst en vooral ga ik me concentreren op mijn nieuwe carrière als minister. Het is niet zo een beroep dat je argeloos opzij kunt schuiven in je privé- leven. Ik moet nog veel leren wat dit betreft, maar ik krijg hulp van twee goede vrienden."

Mogen we weten wie?

"Ik geloof van wel. De eerste is uiteraard de ex –minister zelf. Hij zou me toch aardig kunnen helpen in het begin. Mijn tweede hulp is niemand minder dan het schoolhoofd van Zweinstein: Albus Perkamentus. Een man die me veel wijsheid heef gegeven."

Hoe kent u mijnheer Perkamentus?

"Ik heb hem zeven jaar geleden voor het eerst ontmoet toen ik naar Engeland kwam. Ik had hem toen opgezocht omdat hij mijn ouders gekend heeft. Ik bedoel als schoolhoofd van Zweinstein en ik wist dat mijn ouders daar naar school zijn geweest. Hierdoor zijn we heel goede vrienden geworden trouwens."

Marlies staarde ongelovig naar de krant. Hoe kon ze nu over een totaal vreemde man dromen zonder hem zelfs te ontmoeten of te kennen? Ze bleef de foto aanstaren alsof ze zeker wou zijn dat de persoon van haar droom en de persoon in de krant één en dezelfde was, maar er was geen twijfel mogelijk, ze waren identiek.

'Ik droom over de nieuwe minister.' Klonk het droog in haar keel.

'Hij is dan ook geen misse vent.'

Marlies schrok en draaide zich met geweld om, opgelucht nam ze adem.

'Marc, doe zoiets niet!' zei Marlies een tikkeltje kwaad. 'Je liet me schrikken.'

'Je concentreerde je dan ook heel hard op de foto.' Haalde hij zijn schouders omhoog. 'Ik had al een paar keer je naam gezegd, maar dat heb je dus niet gehoord.'

'Nee.' Bloosde ze een beetje.

'Maar voor wat ik hier nu in feite kom en je stoor.' Ging Marc ongemerkt verder. 'Professor Sneep zoekt je.'

'Oh, verdomme.' Zuchtte Marlies. Ze had er niet meer aangedacht, in feite ze wou er helemaal niet meer aandenken. Na deze middag had ze geen zin om bij hem langs te gaan, helemaal niet. 'Kun je hem zeggen dat ik niet kom?'

'Waarom dan?'

'Ga er niet verder op in, Marc, maar doe het nu gewoon.' Kaatste ze terug. 'Alstublieft?' voegde ze er snel smekend aan toen.

'Goed, goed. Je bent me iets verschuldigd, Penutsmaker!'

'Merci!' riep ze nog snel bedankend naar Marc voor de deur dicht ging.

De lucht kleurde oranje en stilletjes aan kwam er hier en daar een ster te voorschijn. De zon scheen zijn laatste zonnestralen om tenslotte vervangen te worden door een heldere donkere hemel met sterretjes die fier twinkelden. Marlies zocht naar de maan. Het was misschien niet meer volle, volle maan, maar ze had toch nog steeds die vorm. Terwijl ze ontspannend keek, kwam er opeens een gezicht te voorschijn voor haar ogen. Marlies gilde het uit. Toen het weer verdwenen was, ging ze buiten adem op het bankje zitten proberend haar gedachten te ordenen. Ze had het gezicht gezien, of toch een stukje, van die man die ze deze morgen had omvergelopen. Ze herinnerde zich in feite enkel een jong gezicht, niets meer niets minder. Maar waarom kwam nu net dat gezicht?

De deur ging open en Marc kwam binnen.

'Hey.' Zei hij zacht. 'Mag ik naast je komen zitten?'

'Natuurlijk, waarom niet?' vroeg Marlies verbaast en toch opgelucht nu ze haar gedachten op iets anders kon laten concentreren.

'Ik weet niet.' Haalde hij zijn schouders op. 'Je lijkt me bezig met het denken van dingen, waarvoor je liever alleen wilt zijn.'

Marlies lachte: 'Is ook zo, maar ik kan wel wat gezelschap gebruiken.'

'Mooi.'

Marlies keek hem verwarrend aan, er was iets wat niet klopte.

'Marc, sinds wanneer kom jij naar hier?'

'Oh,' aarzelde hij eventjes. 'Ik, euhm, ik was aan het denken, euhm, ach, gewoon.'

'Alles in orde?'

'Ja, hoor.' Zei hij snel, maar het klonk niet echt overtuigend.

'Marc.'

'Wel ja, misschien niet zo als anders, maar gewoon.'

'Wanneer ga je het me vertellen?' vroeg Marlies begripvol.

'Wat vertellen?' vroeg Marc geschrokken. 'Er valt niets te vertellen!'

'Maak dat een ander wijs.' Antwoordde Marlies kalm. Ze trok Marc neer zodat hij met zijn hoofd op haar benen rustte, daarna staarde ze in zijn kastanjebruine ogen om in zijn ziel te kunnen kijken. Iets in haar zei dat ze dieper moest kijken, dat er iets gaande was. 'Ik ben je beste vriendin sinds jaren!'

'Ach je hebt gelijk.' Antwoordde hij simpel, maar voegde er nog snel aan toe, 'Wat dat vrienden betreft.'

'Marc.' Zuchtte Marlies. 'Ik vraag je nu niet dat je me alles opbiecht, maar er is iets gaande en al heel lang.'

'Hoe weet jij dat nu?'

'Je bent meer dronken dan nuchter tegenwoordig.'

'Wie het zegt!' Marc keek snel weg van haar gezicht en begon met een lange, krullende lok van haar haar te spelen.

'Hoe bedoel je? Ik drink niet.' Zei Marlies verontwaardigt.

'Je hebt ook zo je geheimen, Marlies.' Hield hij op met spelen en keek haar ernstig aan. 'Er is misschien iets met mij gaande, maar dat kan ik ook van jou zeggen. Er valt me al iets een lange tijd op.'

Nu was het de beurt aan Marlies om te schrikken. 'Wat?'

'Eerst en vooral, sinds wanneer noem jij professor Potter, Harry?'

'Hoe weet jij d -?'

'Gisteren.' Antwoordde hij ernstig. 'Ik zag je de toilet uitkomen en je tegen professor Potter oplopen. Even later noemde hij je Marlies, wat op zich al een beetje vreemd was, maar nog vreemder: jij noemde hem daarna Harry. Voor zover ik weet noemt een leerkracht je met je achternaam en een leerling met professor, tenzij ik uiteraard een belangrijke les beleefdheid heb gemist.'

'Euhm, je moet er niets achter zoeken.' Marlies hoopte vurig dat hij niet zou zien dat ze aan het blozen was, dat zou de zaak nog maar verergeren.

'Als jij het zegt.'

'Was er nog iets?' vroeg ze zelfverzekerder dan dat ze was.

'Ja, in feite wel. Sinds wanneer moet jij 's morgens, 's middags en 's avonds naar professor Sneep en was hij razend toen ik hem vertelde dat je niet kwam?'

'Euhm,' aarzelde ze. 'Geen commentaar?' vroeg ze onzeker.

'Wat je wilt.'

'Nog iets?'

'Oh, ja, wanneer kom je terug bij de levenden, Marlies, en blijf je niet langer meer bij de doden?'

Met dit duwde ze Marc van haar benen en liep ze naar het raam van de toren. Denkend keek ze naar buiten. Marc kwam naast haar staan tot dat hij haar lichtjes aanraakte en zo bleef staan. Niet vragend naar een antwoord, gewoon staan alsof hij het antwoord al kende. Zo bleven ze een tijdje staan tot het overal stil werd.

'Kom,' zei Marc de stilte verbrekend. 'laten we gaan slapen. Het is al laat.'

Samen stapten ze de trap naar beneden en eenmaal weer op de verdieping sloeg Marc een arm rond haar schouders en duwde haar zo dicht mogelijk tegen hem aan. Marlies had het vreemde gevoel dat hij steun nodig had en dit zo, zonder het te vragen, haar er op wees dat hij openstond voor haar hulp en steun.

Aan het portret van de Dikke Dame liet hij zijn arm vallen en duwde haar naar binnen. De leerlingenkamer zag er niet veel beter uit dan de vorige dag, maar dat negeerden ze.

Marlies wou net naar de meisjesslaapzaal lopen toen Marc haar tegenhield en haar een kus op het voorhoofd gaf. 'Je kan altijd bij mij terecht, ongeacht wat er mis is.'

Daarna liep hij van haar weg naar zijn eigen slaapzaal. Marlies keek hem vragend na, maar besloot om ook te gaan slapen.

Ze dook haar bed in en bleef naar het plafond staren. Ze had nog steeds honderden vragen wat die droom betekende én hoe het kwam dat ze over die man – nee, hij was geen man eerder een jongen – hoe het kwam dat ze over die jongen, die haar totaal vreemd was, had gedroomd. Ze zou het eens aan een professor vragen, maar aan wie?

Marlies holde in een gang die ze niet kende, ze kwam aan een splitsing en koos voor rechts. Even later kwam ze bij weer eentje, koos ze weer een richting en de gang stopte. Marlies zette zich neer en besefte dat ze verdwaald was.

Ze probeerde het opnieuw, telkens keer op keer, maar vond de uitweg niet. Iedere keer toen ze dacht dat ze de uitgang had gevonden kwam ze weer op een doodlopende gang terecht. Ze zocht naar haar toverstok, maar vond hem niet.

'Nu dat ook nog.' Mompelde ze.

Opeens klonk er geritsel in één van de gangen dicht bij haar in de buurt. Argwanend liep ze er op af.

'Hallo?' weerkaatste het. 'Is daar iemand?'

Geen antwoord, nog steeds geritsel.

'Iemand?' vroeg ze bibberend. Ze had een vreemd gevoel dat er iets niet pluis was, er ging iets gebeuren. 'Als iemand daar is, wil die dan tevoorschijn komen? Ik ben de weg kwijt. Hallo?'

Plotseling nam iets haar bij haar schouders beet en draaide haar om. Geschrokken gilde Marlies het uit, tot ze een paar twinkelende ogen zag.

'De uitgang is helemaal de andere kant.' Zei de persoon.

'U bent Javier, Javier Creivalp, is het niet?' vroeg ze met veel moed, die volgens haar vanuit haar kleinste teen moest komen.

'Hoe weet je dat?' vroeg de jongen.

'Ik heb je in de krant gezien.'

'Oh.' Antwoordde hij. 'Kom ik leid je hieruit.'

'Niet voor ik weet waarom jij hier bent.'

'Ik help je, is dat niet voldoende?' hij nam haar hand vast en leidde haar naar verschillende gangen.

'Ik heb geen hulp nodig!' antwoordde Marlies bruusk. Wat dacht die wel?

'Ok, dan.' En opeens was Marlies alleen met enkel de donkere lucht rond haar heen. Ze hoorde van ergens gepiep komen en toen iets dat langs haar benen streek. Ze maakte een sprongetje en wou er liever niet aan denken wat dat zou kunnen geweest zijn. Ze voelde rondom haar heen of ze nergens een muur voelde, maar het enige was vochtige lucht. Marlies zag niets en kreeg het koud. Huiverend ging ze op de grond zitten en vroeg zich af naar waar ze moest gaan. Spijt overmeesterde haar. Waarom had ze die jongen weggejaagd als hij de enige was die haar kon helpen?

'Javier?' riep ze, maar enkel de weerkaatsing kwam terug als antwoord. 'Meneer Creivalp?Ik, euhm, heb toch hulp nodig.'

Niets.

Opeens verlichtte er iets op de gang en ging toen weer uit. Het lichtte weer op, maar voor ze beter kon kijken, kreeg Marlies een klap op haar hoofd en viel languit over de grond. Het laatste wat ze zag waren twee schoenen en toen werd het donker voor haar ogen.


A/N: Dit was hoofdstuk 4. Ik hoop dat het goed was, want ik weet niet meer hoe ik erover moet denken. Please Review. Ik zou het heel, heel, heel leuk vinden. En misschien ga ik dan weer zin hebben om er een hoofdstuk op te plaatsen. Op dit moment heb ik er echt geen zin meer in en plaats ik dit hoofdstuk met een beetje tegenzin.

PadfootLotte