- Hoofdstuk 2 -

Fabeldierenmarkt

'Siria?'

'Sisi?'

'Wakker worden.'

Maar langzaam drongen de woorden tot me door. Iemand schudde me heen en weer.

'Siria!'

Deze keer klonk het dwingender. Ik draaide me op mijn rug en opende langzaam mijn ogen. Ik was nog slaperig, dus drong het nog niet meteen tot me door wat ik nou eigenlijk zag. Ik knipperde met mijn ogen, het was dus echt zo, mijn ogen bedrogen me niet. Hij was er echt.

'Ben je wakker?' Vroeg hij.

'Welke dag is het?' Vroeg ik gapend.

'Woensdag.'

'Hoe laat is het dan?' Ik wreef in mijn ogen.

'Net half negen geweest'

'Ow… Je bent Vroeg' Ik opende mijn ogen weer en zag voor het eerst vandaag Remus' lachende gezicht scherp.

'Ochtend is ochtend.' Zei hij terwijl ik overeind kwam.

'Ja, maar dan heb je nog vroeg in de ochtend en laat in de ochtend.' Mopperde ik.

'Dat is zo, maar zo vroeg ben ik toch niet?' Hij keek nog eens op zijn horloge.

'Voor mij wel.' Antwoordde ik. Remus grinnikte toen ik me weer achterover op bed liet vallen en mijn ogen sloot.

'Ik ga weer naar beneden.' Zei hij. 'Kom maar als je klaar bent, maar wacht alsjeblieft niet te lang met opstaan.'

'Ja, ik kom zo.' Mompelde ik.

Een paar minuten later opende ik mijn ogen weer. Ik kwam overeind en keek mijn kamer rond. Remus was er niet meer, hij was al naar beneden. Vreemd, ik had de deur niet gehoord. Gapend stapte ik uit bed en liep naar mijn kleding kast. Ik opende de deuren. Ik zag geen kleding liggen. Ik knipperde met mijn ogen. Nee, er was echt geen kledingstuk te bekennen. Toen schoot het me te binnen, ik was gewoon lui geweest en bewaarde nog steeds al mijn kleding in mijn hutkoffer. Ik was duidelijk nog niet helemaal wakker. Ik sloot de kastdeuren weer en liep naar mijn hutkoffer. Terwijl ik gaapte opende ik mijn hutkoffer en haalde er een shirt uit. Van de grond raapte ik mijn broek op en trok hem aan. Mijn pyjama gooide ik op mijn bed. Snel haalde ik nog even een borstel door mijn haren en liep naar beneden.

In de woonkamer trof ik Perkamentus en Remus aan. Ze keken op toen ik binnenkwam lopen.

'Zo, ben je klaar om te gaan?' Vroeg Remus. Ik schudde mijn hoofd.

'Mag ik eerst nog ontbijten?'

'Zo vroeg?' Vroeg Remus, hij grijnsde. Ik stak mijn tong uit naar hem.

'Ja zo vroeg!' Antwoordde ik. Ik liep door naar de keuken en smeerde een broodje. Met het broodje in mijn hand liep ik weer terug naar de woonkamer.

'Kun je lopen terwijl je eet?' Vroeg Remus.

'Ja, maar waarom?' Vroeg ik.

'Dan kunnen we vertrekken, die dreuzelbussen wachten namelijk niet.' Antwoordde hij. Ik knikte.

'Deze keer geen Collectebus of ViaVia?'

'Nee, helaas.' Antwoordde Remus.

'Toch wel jammer dat ze nog niet kan verschijnselen.' Zei hij tegen Perkamentus.

'Ja, ik weet wat je bedoeld. Maar ik zou nu gaan, anders missen jullie de bus nog eens' Antwoordde Perkamentus. Remus knikte.

'Kom je?' Vroeg hij aan mij. 'Dan gaan we.' Ik knikte. Ik zwaaide naar Perkamentus en liep achter Remus aan naar buiten.

Buiten scheen de zon fel in mijn ogen, ik knipperde. Binnen was het een stuk donkerder geweest. In de boom naast het huis kwetterden een paar vogeltjes en een paar tuinen verderop stond een man zijn gazon te besproeien. Toen we erlangs liepen Begroette Remus hem vriendelijk. Aan het eind van de straat was het bushokje. De bus was nog in geen velden of wegen te bekennen, en dat gaf mij de gelegenheid Remus te vragen waar we heen gingen. Remus Glimlachte geheimzinnig.

'Dat zie je straks wel weer.' Antwoordde hij. Dit antwoord deed me aan vorig jaar denken, toen had hij ook steeds zo geheimzinnig gedaan. En toen had ik het net zo vervelend gevonden als nu.

'Waarom mag ik het niet weten?' Vroeg ik.

'Omdat het geheim is.' Antwoordde Remus.

'Een geheim?' Vroeg ik ongelovig.

'Ja een geheim.' Hij keek me even aan. 'Of meer een verassing. Je ziet het straks wel.'

Ik wilde hem aankijken om te zien of ik iets van zijn gezicht af kon lezen, maar hij ontweek mijn blik. Dus bleef onze bestemming een geheim.

'Daar is de bus al.' Zei Remus, hij wees in de verte. Ik keek en zag de bus aankomen. Toen hij dichterbij kwam zag ik de bestemming van deze bus. ''Londen'' Stond er groot op. Ik keek naar Remus, maar hij beantwoordde mijn blik niet. Piepend kwam de bus tot stilstand, de deuren schoven open.

'Kom je?' Vroeg Remus. Hij stapte de bus in. Uit zijn zak haalde hij een strippenkaart en stempelde af. Ik stond nog buiten. De chauffeur keek naar mij. Snel draaide ik mijn hoofd van zijn blik weg en schoot de bus in, achter Remus aan.

Achterin gingen we zitten. De bus vertrok weer. Remus zei nog steeds niets, en ik dus ook niet. Ik staarde uit het raam, naar buiten. Voor mijn ogen schoten huizen, bomen, mensen en andere dingen langs. Hoelang het duurde wist ik niet, maar het duurde lang. Pas na een hele tijd zei Remus weer wat.

'Hoe was je vakantie in Frankrijk?' Door deze vraag schrok ik op uit de trance waar ik onderhand in verkeerde. Het viel me toen ook pas op dat er al veel meer mensen in de bus zaten.

'Dat had ik je al verteld in mijn brief.'Antwoordde ik na een korte stilte.

'Een deel, maar vast nog niet alles.' Merkte Remus op. Ik knikte, dat was wel zo.

'Het was heel leuk, en het landschap was erg mooi.' Het kwam er minder enthousiast uit dan ik had gewild, Remus keek dan ook vreemd op.

'Het was echt leuk hoor' Ik Glimlachte. 'Maar ik zat net aan andere dingen te denken.' Remus knikte.

'Waaraan?' Vroeg hij. Ik haalde mijn schouders op.

'Van alles, Mijn vakantie, Vorig Schooljaar en zijn gebeurtenissen. En Volgend Schooljaar en…'

'En?' Vroeg hij.

'De plek waar wij nu heen gaan. Het enige wat ik van Londen ken is de Wegisweg.'

'Waarom denk je dat we naar Londen gaan?' Vroeg Remus.

'Nou… Deze bus gaat naar Londen.' Antwoordde ik. Remus keek alsof ik hem betrapt had en probeerde mijn blik te ontwijken. Ik grijnsde, we gingen dus naar Londen toe.

Een hele tijd later stapten we uit de bus. Meteen herkende ik de straat waar we in stonden. Het was de straat die toegang gaf tot de Lekke Ketel. Het Café dat op zijn beurt weer toegang gaf tot de Wegisweg. We stapten uit. Verwachtingvol keek ik naar Remus, maar hij zei niets. Hij keek zoekend rond. Ik volgde zijn blik, maar ik kon niet ontdekken waar hij naar zocht. Dat was verder ook wel vrij logisch. Uiteindelijk haalde hij zijn schouders op en keerde zich tot mij.

'Kom, dan gaan we naar de Lekke Ketel.' Hij draaide zich om en liep ernaartoe. Ik wierp nog een blik op de straat. Waar had Remus naar gezocht. Daarna rende ik achter hem aan De Lekker Ketel in.

In de Lekker Ketel was het druk, drukker dan normaal. Bijna alle tafeltjes waren bezet. Door de Drukte had ik dan ook de grootste moeite om Remus in het oog te houden. Er waren gewoon veel te veel mensen. Ik vroeg me eigenlijk wel af wat iedereen hier deed. Normaal zou het toch niet zo druk zijn. Vorig jaar, toen ik mijn spullen ging kopen, toen was het niet zo druk geweest. Na een lange tocht door de Lekke Ketel ging Remus aan een tafeltje zitten. We waren nu helemaal achterin. Het was hier iets rustiger en met een zucht plofte ik op een van de stoelen aan het tafeltje.

'Waarom is het zo druk?' Vroeg ik, maar mijn stem ging verloren in de stemmen van alle andere mensen. Remus keek weer zoekend om zich heen en toen pas naar mij.

'WAAROM IS HET ZO DRUK?' Schreeuwde ik naar hem. Hij keek me even vragend aan, maar knikte toen ten teken dat hij mijn vraag had verstaan.

'FABELDIERENMARKT' Schreeuwde hij terug. Nu was het mijn beurt om vragend te kijken.

'FABELDIERENMARKT?' Vroeg ik. Remus knikte.

'JA, DIE IS ER MAAR EEN KEER IN HET JAAR. IK HAD ALLEEN NIET ZOVEEL MENSEN VERWACHT ALS ER NU ZIJN'

'MAAR WAAROM ZIJN WE HIER?' Vroeg ik.

' IK DACHT DAT JE HET WEL LEUK ZOU VINDEN. KOM, DAN GAAN WE KIJKEN.' Remus stond al op, hij keek naar mij. Ik knikte en stond ook op. Hij pakte mijn hand, deze voelde warm, en trok me mee door de massa mensen. We liepen achter de bar langs naar de plek waar de ingang naar de Wegisweg zat. Tot mijn verbazing stond deze gewoon open.

'WAAROM IS IE AL OPEN?' Vroeg ik.

'HET KOST ZOVEEL TIJD ALS HIJ VANDAAG STEEDS OPEN EN DICHT MOET GAAN.' Antwoordde Remus. Ik knikte en gezamenlijk liepen we de Wegisweg op.

Hier op de Wegisweg was het gelukkig wat rustiger, tenminste, als je naar het aantal mensen per vierkante meter keek. Dan was het rustiger. Gelukkig hoefde ik hier niet meer te schreeuwen om me verstaanbaar te maken voor Remus. Ik keek rond, de Wegisweg zag er nog hetzelfde uit zoals ik me herinnerde. Voor mijn gevoel was er niets veranderd. De gewone winkels, gewone mensen. Ik zag niet speciaals en ik snapte ook niet waarom ze dit Fabeldierenmarkt noemden. Pas toen we een eindje verderop kwamen zag ik waarom dit de Fabeldierenmarkt was. Overal op straat stonden verschillende kraampje met fabeldieren.

Ik trok Remus mee naar een van de eerste kraampje die ik tegenkwam en erg vreemde beesten stonden. Toen ik dichterbij kwam kon ik ze wat beter bekijken. Het eerste beest leek op een Jack russel Terriër, alleen had deze een gevorkte staart.

'Wat is dat?' Vroeg ik aan Remus, Ik wees naar het hondachtige beest. Remus lachte.

'Dat is een Crup.' Antwoordde hij. Ik trok mijn wenkbrauwen op. Natuurlijk… een Crup… Wat dat dan ook mocht betekenen.

'En dat daar?' Vroeg ik. Ik wees naar een Rond, vanillekleurig beestje.

'Dat is een Pulkerik.' Antwoordde Remus. Ik draaide met mijn ogen, Remus moest erom lachen. Wat verzonnen ze toch weer een lekkere namen voor die beesten.

'Zullen we weer verder?' Vroeg Remus. Ik knikte en volgde hem.

We liepen verder langs verschillende kraampjes. Bij een kraampje bleef ik staan. In een bak met water zwommen een paar Zilverkleurige vissen. Iets bijzonders kon ik niet aan ze ontdekken.

'Wat is er zo bijzonder aan deze?' Vroeg ik. De vraag was voor Remus bedoeld, maar de man van wie het kraampje was had mijn vraag gehoord en antwoordde al.

'Ze bezitten Magische krachten, kunnen schepen voor anker leggen en waken over de zeelui.' Vertelde hij. 'Hoeveel zou u er willen hebben?'

'Geen' Antwoordde Remus. 'Dank u.' Hij trok me weg bij het kraampje.

'Oppassen Siria, ze smeren je zo iets aan wat je niet wilt hebben.' Waarschuwde hij. Ik knikte.

'Hoe heetten die vissen?' Vroeg ik.

'Dat zijn Ramora's.' Antwoordde Remus. Ik knikte weer.

'Heerlijke namen.' Zei ik. Remus Grinnikte.

'Inderdaad.'

We liepen nog een eindje verder, steeds weer zag ik dezelfde beesten. Het begon me een beetje te vervelen. Eerst waren die beesten nog interessant geweest. Maar nu kende ik ze en was er niets meer aan. Terwijl ik naar mijn voeten staarde sjokte ik naast Remus voort. Hijzelf keek weer zoekend om zich heen. Eerst had dat nou nieuwsgierigheid bij me opgewekt. Maar zelfs dat begon me nu weer te vervelen. De straat leek wel eindeloos lang te zijn. Ik kon me nier herinneren dat ik vorig jaar zo ver de straat in was gegaan. Alles om me heen herkende ik ook niet, maar het wekte verder geen nieuwsgierigheid op. Het bleef maar duren en ik verveelde me vreselijk. Remus bleef maar doorlopen. Bij verschillende kraampjes stopte hij even om te kijken, maar daarna liepen we gewoon weer verder.

Ik keek op toen ik merkte dat het opeens een stuk drukker werd om mij heen. Ik keek om heen om te zien of ik nog recht liep en niet gewoon dwars door mensen bij een kraampje wilde. Maar dit was niet het geval. Iedereen wilde gewoon opeens naar de rechterkant van de straat. In het gedrang en geduw wat daardoor ontstond verloor ik Remus uit het oog. Ik liep een stukje door, maar bleef toen staan. Ik zag hem niet meer. Hij leek opeens in het niets te zijn opgelost. Ik raakte lichtjes in Paniek. Zonder hem was ik nergens. Het begon me ook op te vallen dat er steeds meer mensen naar de rechterkant van de straat kwamen, dus besloot ik naar de linkerkant te gaan. Hopelijk vond ik daar wat rust en kon ik bedenken wat ik zou doen. Misschien zou ik Remus vanaf die kant wel kunnen zien. Vol moed probeerde ik naar de linkerkant van de straat te komen.

Na wat geduw en geploeter bereikte ik uiteindelijk de zijkant van de stroom mensen. Aan die rand bleef ik staan. Het viel me op dat moment eigenlijk ook pas op dat de meeste mensen in de stroom nogal angstig naar de linkerkant keken. Nieuwsgierig naar de oorzaak gleden mijn ogen zoekend het lege terrein rond. De verkoper stond wat ver van zijn beesten af. Maar dat was niet wat wat mij zo interesseerde. Dat waren de beesten zelf. Ze waren groot, iets kleiner dan mij. Ze hadden de voorkant van een vogel en de achterkant van een paard en een paar krachtige vleugels. Het waren erg mooie beesten. In mijn achterhoofd wist ik dat ik deze beesten kende. Ik wist welke naam erbij hoorde, die had ik meerdere male gelezen, maar ik kon hem me niet herinneren.

Alsof ik gehypnotiseerd was deed ik een paar stappen naar voren om ze beter te bekijken. Maar ik stopte met lopen toen ik zag dat een van de beesten me had opgemerkt. Even keek ik hem recht in de ogen. Ik schrok en verstijfde toen het beest opvloog over het hek heen. Mijn hersens draaiden op volle toeren, ik moest nu echt weten wat voor beest dit was, dan wist ik tenminste wat ik ermee aan moest. Het beest zelf landde ondertussen een paar meter bij me vandaan. Achter me hoorde ik geschrokken stemmen en enkele gilletjes. De man van wie het beest was zag het zo te merken wel, maar deed verder niets. Ik stond er nu dus helemaal alleen voor. Ik merkte de mensen achter me nog verder achteruit deinen. Verschillende waarschuwingen drongen maar half tot me door.

Het beest begon langzaam op me af te lopen. Dat was de volgende schok voor mij. Uit alle macht probeerde ik me te herinneren wat voor beest dit was. Ik moest het gewoon weten. Het beest kwam steeds dichterbij en ik begon nu toch echt wel in paniek te raken. Toen schoot het als een flits door me heen, ik wist het weer. Dit was een Hippogrief. Ik dacht weer na, hoe moest je een Hippogrief benaderen. Behandel de Hippogrief met respect, dan zal hij niet doen. Ik had het idee dat iedereen mijn hersens kon horen kraken. Benader hem langzaam. Op enkele meters van hem vandaan buigen, als hij buigt is alles veilig. Als hij het niet doet met je maken dat je wegkomt.

De Hippogrief was ondertussen nog maar een meter bij me vandaan. Klaar om aan de vallen, achter me hoorde ik verschillende kreten. De Hippogrief hief zijn poot op, snel boog in naar voren. Ik kneep mijn ogen dicht. Er gebeurde niets, ik opende ze op een kiertje. Ik zag hem nog steeds op dezelfde plek staan. Zijn poot was al een stukje gezakt. Doordat ik boog was hij waarschijnlijk in de war geraakt over wat het moest doen. De poot zakte steeds verder. Binnenin mij was ik dat boek dankbaar dat het beschreven had hoe je een Hippogrief moest benaderen, anders was ik er nu misschien niet meer geweest. Twijfelend stond de Hippogrief voor me. Ik begon net de moed te verliezen toen hij boog. Ik had even daarvoor nog gedacht dat het beest nooit zou willen buigen. Opgelucht kwam ik overeind en bekeek de Hippogrief. Het eerste deel was gelukkig goed gegaan, misschien dat ik nu…

'Sisi!' Hoorde ik een bekende stem schreeuwen. Ik keek om. Eigenlijk had ik naar de Hippogrief willen gaan, hem aaien. Maar nu kon dat niet. Ik glimlachte.

'Hai Hagrid' Begroette ik hem. 'Wat doe jij hier?' Hij antwoordde niet, maar keek misschien een beetje angstig naar de Hippogrief achter me.

'Meekomen Sisi Dat beest is gevaarlijk.' Hij pakte me bij m 'n arm en trok me weg bij de Hippogrief. Een eind verderop liet hij me weer los en keek me ernstig aan.

'Je moet oppassen Sisi. Hippogrieven zijn niet zomaar beessies voor een elfjarige.' Ik knikte kalm naar Hagrid. Echt onder de indruk was ik niet van zijn woorden. Alles was toch goed gegaan.

'Wat jij net deed.' Ging hij verder. 'Dat is iets wat ik een meisje zo jong als jij nog nooit heb zien doen.' Ik knikte weer. De reden dat Hagrid het misschien niet had gezien was dat iedereen uit de buurt bleef van de Hippogrieven.

'Hippogrieven zijn best aardige beessies, als je ze maar goed behandeld. Anders moet je oppassen. Er zijn al veel tovenaars en…'

'Hagrid?'Onderbrak ik hem. Hij keek me verbaasd aan.

'Ja Sisi?' Antwoordde hij.

'Ik weet het allemaal wel. Ik lees boeken, ik weet hoe ik met een Hippogrief moet omgaan. Dat zag je zelf.' Hagrid knikte.

'T Spijt me Sisi, ik liet me even gaan. Weet je…' Ik schudde mijn hoofd. Nee, ik wist niet.

'Je bent een goede vriendin van me en ik… ik wil niet dat je wat overkomt.' Ik knikte, ik begreep het wel. Hij was gewoon bezorgd.

'Het is al goed Hagrid.' Antwoordde ik. Hagrid knikte en was zo te zien blij dat te horen.

Hij keek in het rond.

'Bennie hier alleen? Of…'

'Ik ben hier met Remus.' Beantwoordde ik zijn vraag voordat hij hem maar had kunnen afmaken. 'Maar ik ben hem in die drukte bij die Hippogrieven net kwijtgeraakt. Hagrid knikte, opeens kreeg hij een ongewone twinkeling in zijn ogen.

'Dan ben jij de reden dat Remus me hier wilde ontmoeten.' Ik keek hem verbaasd aan.

'Wat bedoel je?' Vroeg ik.

'Remus had me gevraagd om hierheen te komen, hij wilde me spreken. Maar waarover, of de reden wilde hij niet zeggen. Maar waarschijnlijk wilde hij me dus hier ontmoeten omdat ie jou zo meebrengen.' Antwoordde Hagrid. Na deze woorden van Hagrid snapte ik ook opeens waarom Remus steeds zoekend om zich heen had gekeken, hij was opzoek geweest naar Hagrid.

'Maar misschien is het een goed idee als we Remus nu eens even gaan zoeken.' Stelde Hagrid voor. 'Die zal wel bezorgd Benne.' Ik knikte naar Hagrid.

'Waar wil je beginnen met zoeken?' Vroeg ik. Hagrid haalde zijn schouders op.

'Hebbie wat met Remus afgesproken, Wat je zou doen als je hem kwijt zou raken?' Ik schudde mijn hoofd. Dat was niet eens in me opgekomen dat je zoiets moest afspreken. Ik had er zelfs nooit aan gedacht dat ik hem kwijt zou raken, hem volgen was soms wel moeilijk geweest, maar echt kwijtraken. Dat niet, dus we hadden verder ook niets afgesproken. Hagrid keek peinzend voor zich uit.

'Laten we maar naar de Lekke Ketel gaan. Daar had ik met hem afgesproken. Grote kans dus dat we hem daar vinde.'

'Hoezo zullen we hem daar vinden?' Vroeg ik verbaasd.

'Nou Sisi, als ie mij heeft, dan heeft ie meer kans om jou te vinde.' Ik snapte het nog niet. Hagrid Glimlachte.

'Ik ben groter Sisi, dus hebbie meer kans dat ik jou zie. En meer kans dat jij mij ziet. En als jij mij heb gevonden, dan hebbie Remus ook gevonden.' Ik knikte, zo klonk het allemaal wel erg logisch.

'Oké, op naar de Lekker Ketel!' Zei ik.

Na een lange terugweg liepen we uiteindelijk de Lekke Ketel weer binnen. Het was er nog steeds zo druk al eerder die dag. Hoewel het achterin misschien wel wat rustiger was. We liepen een stukje naar binnen. Hagrid wees naar een plek in de verte. Ik zag het niet door alle mensen die voor me stonden. Hij zei er ook een paar woorden bij. Maar door de drukte hoorde ik het niet. Ik keek dan ook verrast op toen Remus opeens tussen de mensen zag Verschijnen. Hagrid had gelijk, we zouden hem hier vinden.

Op dat moment voelde ik pas hoe angstig ik was geweest toen Remus weg was. Ik had het niet laten merken, ik had het niet eens gevoeld. Maar ik was bang geweest. Bang dat ik hem voorgoed kwijt was. Er kwamen tranen in mijn ogen. Ik rende naar hem toe en drukte mezelf tegen hem aan. Ik voelde zijn armen op mijn rug. Hij drukte me stevig tegen hem aan. Het voelde als een soort bescherming. Ik zou hem niet nog eens kwijt raken, dat voelde ik. Er druppelden nog meer tranen over mijn wangen. Alle gevoelend die ik op dat moment had mixten zich door elkaar. Dat was een moment dat ik niet meer wist hoe ik me voelde. Ik was bang, maar ik voelde me veilig. Ik voelde me alleen, maar toch ook weer niet. Ik voelde me vreselijk, maar ook goed. Er klopte op dat moment helemaal niets meer van mij en mijn gevoelens. Maar er veel maakte het me niet uit. Ik had Remus weer teruggevonden, en dat was belangrijk.

Na enkelen minuten liet hij me weer los. Hij was zichtbaar blij om me weer te zien. Dat was insgelijks. Ik was ook blij om hem weer te zien. Bij Hagrid zag ik een paar tranen in zijn ogen, waarschijnlijk van ontroering. Met z 'n drieën liepen we naar een rustiger gedeelte, zodat we niet hoefden te schreeuwen om ons verstaanbaar te maken.

'Waar heb je haar gevonden Hagrid?' Vroeg Remus.

'Bij de Hippogrieven.' Antwoordde Hagrid.

'De Hippogrieven?' Vroeg Remus ongelovig.

'Jep, bij de Hippogrieven. Maar ik denk dat ze je zelf er zo wel over zal vertellen. Ik mot ook gan, K heb nog wat te doen voor Zweinstein.'

Hij gaf me nog een knuffel en liep weg. Iets later was hij al uit het zicht verdwenen.

'Laten wij dan ook maar gaan.' Zei Remus, hij stond op.

'Maar wil je dan niet weten wat er gebeurd is?' Vroeg ik lichtelijk verbijsterd. Hij knikte.

'Later. Eerst gaan we naar huis.' Antwoordde hij.

'Huis?' Vroeg ik. Hij knikte en Glimlachte.

'Mijn huis, dan kun je me alles vertellen. Wat er net is gebeurd, en wat jij op school heb gedaan. Want dat verhaal heb ik nog steeds niet helemaal gehoord.'

Ik knikte en stond ook op. Hij pakte mijn hand en gezamenlijk liepen we de Lekke Ketel uit. Op weg naar Remus' huis.