/bakura/jouy/tristan/

Het was nacht in de Egyptische hoofdstad. De piramiden waren in deze tijde nog jong. Het paleis stond aan de rand van de stad in volle glorie. Sommige ramen waren altijd verlicht met torzen. De poorten werden bewaakt door wachters. In de stad zelf was de wereld niet zo licht als in het paleis. Er waren nauwelijks lichten in de straten, de nacht hulde de straten in het duister. Ieder normaal iemand zou om deze tijd in bed liggen. Het was gevaarlijk rond deze tijden, je wist nooit wie je tegen kon komen op de straten. Rovers, gekken, straatkinderen die geen huis hadden, bedelaars, dieven. Je wist nooit of een nachtwandeling op een beroving zou uitdraaien. Elk verstandig mens lag op deze tijd in bed.

Een schaduw kroop over de daken. Stil, onhoorbaar, dook weg achter een schuin dak toen hij een lichtje passeerde. Hij rook, dit was het huis, het had lavendel planten in het binnenhof. Hij had deze plaats al langer op het oog, een goede dief kent zijn vijanden. Dit was zo makkelijk, zeg dat je een bloemen specialist bent en de dames smeekten je naar hun bloemen te kijken, terwijl jij het huis in je opnam vertelden zij over de speciale bloemen in de tuin. Hij wist inmiddels heel veel van planten, dus antwoorden was niet zo' n probleem. Dit huis behoorde aan ene Teanna, veel waardevolle spullen en weinig bewaking. Hij liep wat rond en versteende toen hij geluiden uit de keuken hoorde. En kleine olielamp verlichte het vertrek. En slanke figuur stond alvast eten te bereiden. Hij droeg een gescheurd gewaad en had al een heel ontbijt bereid voor de volgende morgen.

Hij dekte het voedsel af tegen de vliegen en na de lap mee. De slaaf liep naar de deuropening. Bakura hielt zich stil, maakte geen geluid. Het schijnsel van de lamp viel op zijn gezicht, hij hoorde de slaaf naar adem snakken. Gesnapt dacht hij, dit is mijn einde. Hij wachtte op de schreeuw die zonder twijfel zo zou komen.

" Meneer kan ik u ergens mee helpen?" vroeg de slaaf heel beleefd. Lang wit haar viel in lokjes langs zijn gezicht.

" Nee," hij dacht snel na," eigenlijk zocht ik Teanna, als je begrijpt wat ik bedoel." Hij herinnerde zich de flirtende meesteres van het huis. Bij zijn eerste bezoek had ze haar armen om hem heen geworpen en gezegd dat hij zo'n schatje was. En dat zij best een keertje met hem zou willen gaan. Bakura probeerde er zo onschuldig mogelijk onder te blijven.

" Ja dat begrijp ik," antwoordde de slaaf, "haar kamer is om de hoek, maak het niet te luid, want ik moet ook kunnen slapen." 'Dus Teanna is een slet.' Concludeerde Bakura. De slaaf verdween in zijn slaapvertrekken.

Oke, wat nu te doen dacht Bakura, hij kon niets stelen nu hij gezien was, misschien moest hij maar naar Teanna's slaapvertrekken gaan? En zich door haar laten gebruiken? No way! Hij kreeg een idee. Weggaan zonder een teken achter te laten is ook zo, net of hij zich bedacht had. Hij vloog naar de binnenplaats over het dak naar de andere dichtstbijzijnde tuin, zocht een prachtige (onkruid) bloem op. Niets waard maar veelzeggend. Hij sprong de vertrekken van Teanna weer binnen. Zocht haar slaapvertrekken en legde de bloem op haar salontafel. Kon hij het? Nee hij kon de drang niet weerstaan. Snel keek hij in haar juwelenkastje, heel dure oorbellen, tientallen verlovingsringen, gouden armbanden. Het zou te veel opvallen, dacht hij, om gewoon iets mee te nemen. Hij keek op de vloer. Onder het kastje, een paar oorbellen en een halsketting lagen vergeten op de vloer. Met een snaai haalde hij ze van de grond en liet ze in zijn zak vallen. Zo snel verdween hij weer in het duister van de nacht. Sprong hij over de daken en was op weg naar zijn slaapplaats toen hij stemmen hoorde. Hij luisterde en hielt halt.

Er was gepraat te horen. Bakura luisterde intens om het te kunnen verstaan.

Het geluid van de voetstappen werd zwaarder, kwamen dichterbij.

"En jij mag wachter zijn bij de hoofdingang tijdens het feest?", hij de ene wachter zeggen.

Dit waren wachters die op weg waren, anderen aftelossen bij de hoofdpoort.

'Feest? Interessant.' Dacht Bakura. Hij drukte zich wat dichter tegen de witte wand aan, de achterkant van zijn rode cape werd wit door de kalk. Maar dat kon hem niets schelen 'een feest' dacht hij,' dat was nieuws.'

De wachters hadden gepasseerd en het lampje was bijna niet meer te zien. Snel volgde de schaduw ze. Hij rende over de daken. Juwelen klingelden in zijn jaszakken.

" Jah—morgen zonsondergang----farao's verjaardag----al 16----ja.. wat jong" kon hij verstaan terwijl hij over daken sprong om de wachters bij te houden.

Opeens was daar het einde van de rij met huizen. Hij kon niet meer op tijd stoppen en viel met eenzware POLF!op een berg afval die in het steegje opgestapeld lag.

De wachters werden opgeschrikt door een harde plof.

" Wat was dat?", vroeg Jouy, de wachter, aan Tristan de andere wachter.

" Dat zullen we zo zien." Fluisterde Tristan terug terwijl ze het steegje in renden, hun zware legerkleding drukte op hun schouders. Ze kwamen het steegje in wapens in de aanslag, want wie weet wat zulk geluid kon maken.

Hun lamp scheen in alle hoeken van het steegje. Vuilnistonnen, een berg afval, een modderplas.

"Jij kijkt in de eerste vuilnisbak." Zei Jouy die met walging naar de eerste keek.

" Dat is goed maar dan kijk jij in de volgende."

Tristan liep met gestrekte arm op de vuilnisbak af. Wapen gereed en Jouy lichtte de boel een beetje bij met zijn lantaarn. Met een ruk deed hij de eerste vuilnisbak open en onthulde de inhoud aan de wereld.

En groene damp steeg op uit de vuilnisbak, de geur van rotte eieren. Er lagen appels in die wit zagen van de schimmel, en nog een paar dingen die niet geidentificeert konden worden omdat ze te verrot waren.

Tristan viel bijna flauw van de stank en moest kokhalzen toen hij het deksel weer op de vuilniston liet vallen.

" Jij doet de volgende, zoals afgesproken."

" Ik heb geluk, volgens mijn onderzoek onstaat die damp in 1 op de 4 vuilnistonnen. Hier staan er 4 en jij hebt er al 1 gehad, dus zal ik het niet zo slecht treffen." Zei Jouy, die een van zijn briljante momenten had.

Hij stapt zelfverzekerd op de bak af strekte zijn hand uit en hielt zijn wapen gereed. Hij opende de bak.

Een moment was het stil. De stilte voor de storm.

Toen gilde het wezen en Jouy tegelijk. Het zwarte wezen vloog er vandoor het steegje uit op 4 zwarte pootjes. Jouy gilde het uit en rende in paniek rondjes om Tristan die er maar een beetje radeloos bij stond.

5 minuten later

Jouy rent nog steeds in paniek rondjes om Tristan.

Tristan is geïrriteerd door Jouy's gegil.

Tristan slaat Jouy met stok.

" Auwww…"

" Sorry maar vrienden doen alles om elkaar te kunnen helpen toch?" zei Tristan, toen Jouy hem een vernietigende blik gaf. "Hou op je klinkt net als dat vriendschapsmens Teanna."

" Is dat een mens dan? Ik dacht dat ze uit het gekkenhuis van de duivelse onderwereld was ontsnapt."

Ze barsten allebei in lachen uit en liepen het steegje uit. Dat duivelse beest zou dat geluid ook wel veroorzaakt hebben.

Het steegje bleef verlaten achter.

En deksel van een vuilnis ton trilde. Ging langzaam open. Iemand zuchtte diep. De dief stapte uit de vuilniston. En ademde opgelucht de schone buitenlucht in. De nacht maakte alles goed, dacht hij. Hij sprong op het dak en liep de weg naar zijn slaapplaats, die eigenlijk niet meer was dan een plaatsje op een heel hoog dak met een hoop oude kleren. Daar viel hij in slaap, wachtend op een nieuwe morgen.

Review aub..