Eros en Psyche
"Wat
is er, moeder?
Eros stopte even met het slijpen van zijn pijlen en
keek Aphrodite nieuwsgierig aan. Ze liep al urenlang in kleine
cirkels rond. Een normaal mens zou dit slechts een paar minuten
volhouden, maar goden hadden nu eenmaal meer tijd dan gewone
stervelingen.
"Psyche," zei ze kortaf.
"Mijn
halfzus?"
"Ja, die. Ze kan geen man krijgen."
Eros keek
geamuseerd. "De godin van de liefde heeft een dochter die geen man
kan krijgen?"
"Lach niet, ze is niet lelijk! Integendeel... Ze
is zo mooi, dat niemand om haar hand dúrft te vragen. Ik wil
dat mijn dochter trouwt en gelukkig wordt."
Eros fronste. "Is
ze echt zo mooi?"
"Beeldschoon."
"En u heeft echt
alleen maar het beste met haar voor? U wilt dit niet omdat de mensen
haar meer vereren dan u?"
"Hoe kom je daar nu bij!"
"Ik
hoor ook wel eens wat."
"Doe niet zo gek."
Het was even
stil.
"Eros?"
Hij kende die toon, de vragende blik en dat
lieve glimlachje maar al te goed. Hij was op zijn hoede.
"Wat is
er?"
"Het zou natuurlijk geweldig zijn als jij iets voor je
zusje zou willen doen, toch? Stel je voor, dat Psyche via het orakel
een boodschap doorkrijgt... En die boodschap luidt: 'ga naar de hoge
rotsen, daar zal een man op je wachten. Een man die om je hand zal
vragen.' Jij bent dan bij de rotsen en schiet een pijl naar een
geschikte kandidaat, die Psyche ten huwelijk zal vragen. Wat denk
je?"
Het was geen vraag, maar een eis. Eros knikte zwijgend en
grijnsde toen.
"Ik
mag dus mijn eigen schoonbroer uitkiezen?"
"Eros..."
Aphrodite keek hem dreigend aan, "geen geintjes!"
"Ik zal
het proberen."
Enkele
dagen later stond Eros klaar bij de hoge rotsen. Hij liet zijn ogen
over het landschap glijden, op zoek naar een geschikte kandidaat.
Zijn blik bleef hangen bij een rijke jongeman, die liep over de
straten van het dorp, dat aan de voet van de rotsen lag. Hij was wel
geschikt, besloot Eros.
Nadenkend streek hij door zijn haar. Hij
wist dat Psyche er over enkele seconden zou zijn, met een zekerheid
die alleen alwetende goden hebben. Maar hoe alwetend hij ook was, hij
had zijn halfzus, dochter van Aphrodite en Adonis, nog nooit ontmoet.
Hoe zou ze eruit zien?
Hij hoorde haar voetstappen achter zich en
zorgde ervoor dat hij onzichtbaar voor het gewone mensenoog was,
voordat hij zich omdraaide. Zijn hand ging al naar achteren, om een
pijl te pakken, en benieuwd keek hij naar de gestalte die zojuist was
verschenen.
Zijn adem stokte in zijn keel toen hij Psyche's
prachtige schoonheid zag. Compleet versuft lette hij niet meer op
zijn hand en hij voelde iets prikken in zijn vinger. Verschrikt
staarde hij naar zijn wijsvinger. De pijl had hem slechts kort
geraakt, maar langer dan dat was ook niet nodig geweest. Hij keek
naar Psyche, die naar de afgrond liep.
Ik
ben verliefd, besefte Eros. Ik heb me aan mijn eigen pijl bezeerd en
ben verliefd geworden. Wat nu? Moeder mag hier nooit achter komen...
Met wonderbaarlijke snelheid begon zich een plannetje te vormen
in Eros' goddelijke hersenpan. Hij riep de Westenwind erbij, die hem
vragend aankeek.
"Wat is er?"
"Til haar op en breng haar
naar het paleis, dat ik aan zal wijzen."
"Welk paleis?"
"Dat
ik aan zal wijzen, dat zeg ik toch?"
"Goed," en de
Westenwind zoog zijn longen al vol met lucht.
"Wacht," Eros
hief zijn hand op, "laat haar er niks van merken."
De
Westenwind knikte en ademde toen krachtig uit.
Psyche tuurde
de afgrond in. Ze voelde opeens een sterke windvlaag, terwijl het een
windstille dag was. De wind tilde haar op, ze gilde en alles werd
zwart voor haar ogen.
Ze wist niet hoe lang het had geduurd, maar
na een tijdje werd ze weer wakker. Ze knipperde met haar ogen. Het
vertrek waar ze in lag was bijna donker. Door de ramen kwam een
mysterieuze schemering en ze ging rechtop zitten.
"Hallo?"
vroeg ze met een bibberende stem.
"Hallo," zei een kalme stem.
"Gaat het een beetje?"
Psyche schoot bang overeind, maar de
toon van de stem stelde haar ook een beetje gerust. In iets wat op
een deuropening leek, zag ze de vage contouren van een lange man.
Zijn stem klonk jong en energiek.
"Wie ben je?" vroeg ze
achterdochtig, "en wat is dit? Waar ben ik? Heb je me ontvoerd? Ben
jij die man waar het Orakel het over had?"
"Rustig maar, niet
zoveel vragen," zei hij grinnikend. "Ik kan je niet zeggen wie ik
ben, het is maar goed dat het donker is. Je bent in een paleis, een
erg mooi paleis trouwens. Nee, ik heb je niet ontvoerd. Of misschien
wel, het hangt er vanaf hoe je het bekijkt. Vind je dat erg?"
Hij
klonk sympathiek en Psyche glimlachte ongemakkelijk. De situatie was
allesbehalve normaal, maar er was iets bijzonders met hem. Hij leek
wel iets uit te stralen, iets groots, iets geweldigs. Haar adem
stokte.
"Bent u een god?"
Even was het stil, toen lachte
hij.
"Nu is het opeens 'u'? Alsjeblieft, Psyche, niet zo
nederig."
Hij kwam dichterbij en Psyche bleef roerloos zitten op
het grote bed.
"Hoe heet je?" vroeg ze.
"Mag ik hier
zitten?" vroeg hij, alsof hij haar vraag niet gehoord had.
"Goed,"
zei ze verbaasd. Haar angst was nu helemaal weg. Ze was veilig, dat
wist ze.
"Je bent veilig hier," zei de jongeman, op hetzelfde
moment. Psyche knikte.
"Dat weet ik," zei ze zacht, "kan het
licht nu aan?"
"Ben je bang? Bang voor mij?"
"Nee,
volgens mij niet."
"Dat hoeft ook niet," fluisterde hij en
hij draaide met zijn hand haar gezicht naar hem toe. Hij kuste haar
lippen en duwde Psyche voorzichtig naar achteren op bed. Ze voelde
zijn gewicht bovenop haar en ging met haar hand door zijn haren. Toen
zoende ze hem terug.
Vele
nachten verstreken en Psyche en de geheimzinnige jonge god 'beminden'
elkaar iedere avond, zoals de Grieken dat met een mooi woord noemden.
De jongeman bleef tot de ochtend aanbrak, maakte nog een laatste grap
en verdween zodra de eerste zonnestraal door de ramen scheen. Overdag
wandelde Psyche door de lange gangen van het paleis en vermaakte zich
in de binnentuinen of met het spinnen van mooie kleden. Ze raakte
bevriend met de nimfen uit het woud, dat om het kasteel lag, en werd
vertrouwd met de bosdieren.
Iedere nacht vroeg ze weer aan haar
minnaar wie hij was, maar hij ontweek telkens weer haar vraag door
over iets anders te beginnen, een tegenvraag te stellen of door haar
simpelweg te zoenen. Waar hij overigens bijzonder goed in was, vond
Psyche.
Ze miste haar familie, maar was nog steeds gelukkig.
Alleen... wie was hij nou? Die vraag bleef maar rondspoken in haar
hoofd.
Wat was dat? Een regendruppel? Eros werd verbaasd
wakker en keek opzij. Ook al vulde duisternis de ruime kamer, hij kon
scherp zien in het donker. Hij zag Psyche geschrokken overeind
zitten, met een olielamp in haar hand. Olie, dat had hij gevoeld, dat
was er op zijn gezicht gedruppeld, besefte hij.
"Heb je die lamp
aangedaan?" vroeg hij dreigend, hoewel hij het antwoord al
wist.
"Eros..." begon Psyche.
"Ik heb toch gezegd dat ik
geen lampen aan wilde!" riep hij uit.
"Wat wil je dan? Voor de
rest van mijn leven iedere avond terugkomen, de nacht met mij
doorbrengen en dan 's ochtends weer weggaan?"
"Ik..." Eros
wist even niet wat hij moest zeggen.
"Ik wilde je gezicht zien,
Eros," zei Psyche op smekende toen, "alsjeblieft, begrijp het
dan! Ik ben verliefd op je geworden, op je leuke verhalen, je grappen
en... ja, je bent een geweldige minnaar!" ze bloosde terwijl ze dit
zei en Eros grijnsde onwillekeurig.
"Lieve Eros, snap je
me?"
De grijns verdween van zijn gezicht en hij stond op uit
bed.
"Laat maar, Psyche."
"Kom op!"
"Je had nooit
stiekem die lamp aan mogen steken!" zei hij woedend. "Ik liet de
Westenwind je hier naartoe brengen, hier, waar moeder er nooit achter
zou komen. Aphrodite, onze moeder en godin van de liefde. Ze zei nog
tegen me: geen geintjes!"
"Maar wat...?" begon Psyche.
"Ik
prikte me aan mijn eigen pijl," zei Eros wrevelig. Het was even
stil en toen giechelde Psyche. Eros keek haar aan en draaide zich
toen om.
"Eros, het spijt me, het is gewoon... Eros!"
Hij
liep door.
"Almachtige Aphrodite, ik bid tot u. Ik ben
verliefd geworden op uw zoon en heb hem gekwetst. Ik heb zijn
vertrouwen beschaamd en ben daarna gaan lachen. Alstublieft, ik vraag
om uw hulp."
Psyche keek smekend naar de hemel, maar zag niets
bijzonders. Zuchtend stond ze op.
"Dus
je wilt Eros terug?" vroeg een vrouwenstem. Psyche draaide zich
snel om en zag haar moeder, die ze nog nooit ontmoet had. Ze wist
niet of ze eerbiedig moest knielen, omdat het een godin was, of dat
ze kon blijven staan, omdat het haar moeder was. Ze koos ervoor om te
buigen.
"Ja, als dat zou kunnen," zei Psyche ademloos, "ik
houd van hem!"
De woorden stierven weg in een ijzige stilte.
Aphrodite keek Psyche aan. Ze zag haar dochter, een buitengewoon knap
meisje met lang krullend haar en een mooi gezicht. Ze wist zeker dat
Eros Psyche allang vergeven had. Moest ze die twee dan zomaar
herenigen?
Nee, besloot ze. Niet zonder slag of stoot. Eros zei
dat hij geen gekkigheid zou uithalen en Psyche had zich laten
aanbidden door het hele volk, terwijl Aphrodite aanbeden had moeten
worden.
"Drie opdrachten."
"Wat zegt u?" vroeg Psyche.
"Drie opdrachten zul je moeten vervullen, voordat Eros en jij
weer een kans zullen krijgen," zei Aphrodite ijzig.
"Dank u,
wat moet ik doen?"
"Zorg er als eerste voor dat deze hoop
zaden en graankorrels uitgezocht is."
Psyche keek in de richting
van Aphrodite's wijzende vinger. Een metershoge hoop van kleine
korreltjes was verschenen en Psyche slikte
moeizaam.
"Natuurlijk."
"Ik kom terug als het je gelukt
is. Denk erom, soort bij soort!" en met deze woorden verdween
Aphrodite. Psyche liep hulpeloos naar de berg toe.
"Wat moet ik
nu?" jammerde ze, "dit gaat eeuwen duren!"
Het leek erop dat
ze daar gelijk in zou krijgen, want een uur had ze pas twee kleine
stapeltjes. Opeens zag ze een brede stroom mieren en vlug stapte ze
opzij. Ze gingen naar de hoop toe.
"Nee, nee, toe nou! Niet
aankomen!" riep Psyche uit, maar ze stopte met roepen toen ze in de
gaten kreeg dat de mieren de korrels aan het sorteren waren, in een
rap tempo. In een mum van tijd waren er twee hopen: graankorrels en
zaden. Psyche klapte verrukt in haar handen en keek omhoog.
Eros,
dacht ze. Maar waarom?
"Goed...
goed..." zei een stem achter haar. Ze hoefde zich niet om te
draaien om te weten van wie die stem afkomstig was.
"Bent u
tevreden?" vroeg Psyche aan Aphrodite.
"De tweede opdracht,"
zei Aphrodite nukkig, alsof ze de vraag niet gehoord had.
Familietrekje.
"Geef me de vlokken uit hun vacht. Ze zijn
kwaadaardig." En weg was Aphrodite. Psyche knipperde met haar
ogen.
"Wiens vacht?"
Een luid gemekker klonk en Psyche zag
een kudde schapen. Hun vacht was van goud en hun ogen hadden een
agressieve blik. Psyche probeerde hen te naderen, maar dat mislukte.
Hopeloos zat ze op een steen bij het water. Wat nu? Ze was weliswaar
de dochter van een godin, maar nog steeds een stervelinge. Ze kon
deze opdracht nooit voltooien.
Het riet ritselde en boog om.
Psyche keek verbouwereerd naar de onnatuurlijk gebogen
stelen.
"Wat...?"
Toen zag ze het: het riet wees in de
richting van de struiken, waar de schapen langs waren gelopen. De
vlokken waren aan de struiken blijven hangen. Psyche sprong op en
pakte snel de vlokken.
"Gelukt!" riep ze. Eros,
dacht ze weer.
"Zo zo," zei Aphrodite. Ze was weer verschenen
en keek Psyche achterdochtig aan.
"Hier zijn de
vlokken."
Aphrodite nam ze aan.
"Goed. Schep als laatste
water uit een waterval van de Styx."
"De Styx?" herhaalde
Psyche verbijsterd en Aphrodite knikte. Ze zette een kruikje op de
grond en verdween weer. Psyche staarde naar het kruikje. De Styx,
dacht ze. Grote goden, dat is de rivier van de onderwereld, die
bewaakt wordt door kwade demonen. Dit kunnen de mieren en het riet
niet voor mij oplossen.
Ze hoorde geklapper van vleugels en zag
een grote adelaar op haar afkomen. Gillend sprong ze opzij, maar de
adelaar had het op het kruikje gemunt. Hij tilde het op met zijn
poten en vloog ermee weg.
"Nee!" riep Psyche, "Zo kan ik
nooit..." Ze zweeg. Vertrouw de adelaar, net zoals je de mieren en
het riet moest vertrouwen, zei ze tegen zichzelf. Ze wachtte en na
een tijdje kwam de adelaar weer terug. Hij zette het kruikje terug op
de grond en vloog weer weg. Psyche keek erin – het kruikje was
gevuld met water, ongetwijfeld van de Styx.
"Bedankt,"
fluisterde ze.
Eros. Waarom?
"Dus
wat vraag je mij nu precies?" vroeg Zeus fronsend. "Ik moet een
meisje gunstig stemmen tegenover Aphrodite?"
"Niet zomaar een
meisje!" antwoordde Eros, "Psyche. Ze is... geweldig. Mooi,
beeldschoon en alleen met haar kan ik echt goed praten. Ik ben
verliefd op haar en die ene stomme ruzie... ik reageerde veel te fel.
En nu is onze moeder nog steeds boos op mij, jaloers op Psyche. Wat
moet ik doen?"
Hij begroef zijn hoofd in zijn handen en Zeus
keek vertederd op hem neer.
"Jongen, kom," zei hij. "Wat zou
je ervan zeggen als Psyche het eeuwige leven zou krijgen?"
"Meent
u dat?"
"Anders zou ik het niet zeggen."
Aphrodite
stond zwijgend tegenover Psyche. Dit kan ze onmogelijk zelf gedaan
hebben, dacht ze. Ze kan nooit mijn opdrachten alle drie voltooid
hebben, helemaal in haar eentje. Dat is onmogelijk voor
stervelingen.
"Alstublieft," en Psyche gaf haar het kruikje
water.
"Dit kan niet," zei Aphrodite.
"Toch wel," zei
een stem. Aphrodite en Psyche keken allebei op en Psyche slaakte een
kreet.
"Eros!"
Hij keek haar aan, met zijn prachtige bruine
ogen. Zijn donkere haar viel over zijn voorhoofd en hij grijnsde
voorzichtig.
"Het spijt me, lieve Psyche. Ik wilde niet zo boos
worden."
"En ik wilde je niet het gevoel geven dat... dat ik
niet te vertrouwen ben, of dat ik je verraden had."
"Dat heb
je ook niet. Kun je me vergeven?" Eros pakte haar hand en trok haar
naar hem toe.
"En jij mij?" vroeg Psyche met een stralende
glimlach. Eros boog zich grijnzend naar voren, vergetend dat zijn
moeder en Zeus toekeken, en hij kuste Psyche. Hij sloeg zijn armen om
haar middel en ze legde haar handen op zijn schouders.
"Ehem,"
zei Zeus. De twee geliefden gingen vlug uit elkaar.
"Het spijt
ons," mompelde Eros beschaamd en Psyche bloosde diep.
"Psyche,
zou je deze godennectar willen drinken?" vroeg Zeus, "of niet?"
Hij had een kleine kan in zijn handen.
"Denk er goed over na,"
zei Eros zacht, "maar weet dat ik er altijd voor je zal zijn en een
goede echtgenoot zal wezen."
"Graag," zei Psyche toen tegen
Zeus en ze pakte de kan beet.
"Wacht even!" riep Aphrodite
uit, "ik-"
"Lieve Aphrodite, gun hen hun liefde," zei
Zeus, "en wees niet bang voor Psyche, wees juist trots op haar.
Vrees niet, jouw macht is onaantastbaar. Wees niet
jaloers."
Aphrodite keek naar de kan en knikte toen.
"Goed
dan."
"Dank u," zei Psyche en ze keken elkaar aan.
"Moeder."
Ze sloot haar ogen en dronk toen de nectar. Het was
de meest heerlijke drank die ze ooit had geproefd – goddelijk. Ze
deed haar ogen open en Zeus en Aphrodite waren verdwenen. Eros keek
haar aan en streek haar donkere haarlok achter haar oor.
"Welkom,"
zei hij zacht.
Fini.
