Nota: alle karakters en het plot behoren aan mij toe. Niets behoord er toe aan J.K Rowling. Het gaat wel over de zelfde soort magie.


Proloog

De maan was niet te vinden aan de donkere hemel, het was nieuwe maan. Er waren geen wolken aan de hemel, maar toch waren de sterren niet zichtbaar. Op deze zevende nacht van juli was iets onverklaarbaars aan de hand . Iets duisters, iets magisch…
De doodse, bijna griezelige stilte werd verstoord door het gekraak van takken. Het geluid was afkomstig uit en bosje dat tussen de velden achter het dorp was gelegen. Het gekraak verkondigde de komst van iets of iemand.
Een uil kraste door de sterrenloze nacht. Het gekraak van takken werd steeds luider. Iets of iemand naderde de bosrand. Zonder waarschuwing werd het opeens weer muis stil.
De uil, die in een boom aan de bosrand zat, tuurde tussen de takken van de bomen door naar een fel lichtje dat nog geen tel geleden was verschenen. Het lichtje bewoog traag naar links en daarna weer snel naar rechts. Nog geen halve minuut later verdween de mysterieuze lichtbron in de donkere nacht. Wat was er aan de hand? Weer kraste de uil. Het dier klapwiekte met zijn vleugels. Het gekras was nog niet helemaal weg gestorven of een groene lichtstraal suisde met onkenbare snelheid tussen de takken van de bomen door naar de uil. Nog voor de uil kon weg vliegen, werd de nachtvogel geraakt door de groene straal. Met verbaasde opengesperde ogen viel het dier van zijn tak en nog voor het dier de grond raakte, was hij dood. Morsdood.
Een donker gestalte in de vorm van een man kwam uit het bos te voorschijn. Een lang, zwart gewaad bedekte het lichaam van de rare man. Op zijn hoofd droeg hij een hoed, die eindigde in een punt. Je kon zijn gezicht niet zien, deze nacht was veel te donker. Wel kon je zien dat hij in zijn linkerhand een stukje hout vasthield. De gedaante liep traag naar de plaats waar de dode uil lag. Voorzichtig duwde hij met zijn gelaarsde voet tegen de uil. Geen beweging. De laarzen van de onherkenbare man waren van een raar materiaal gemaakt. Het was van leer of toch niet?
'Je bent dus gekomen.'
De mysterieuze man keek op en keek rond. In de verte kwam een gestalte op de man afgelopen. De gestalte was duidelijk een vrouw. Ze had lang haar en droeg een lange jurk die over het natte gras van het veldje sleepte.
'Ik kom mijn beloften altijd na,' gromde de man dreigend.
'Ja, dat is waar,' zei de vrouw sarcastisch. 'Weet je nog die keer dat je beloofde om je gezicht niet meer te laten in Londen?'De man gromde. 'Ik moest mijn dienaar op de hoogte brengen waar ik was.'
'En dat kon niet met uilenpost?' zei de vrouw uitdagend.
'Ik ben hier. Laten we geen oude koeien uit de sloot halen,' siste de man. Even heerste er een doodse stilte tussen de twee rare gestalten. Een onbeschrijfelijke stilte.'Hier zal het voor je eindigen,' zei de man na een minuut om de stilte te doorbreken.
'Voor mij niet en voor jou wellicht ook niet,' zei de vrouw rustig.
De man zette zonder het te beseffen een stap naar achter.'Je bent bang, niet waar?'(Wie en hoe?)'Voor jou?'(Wie en hoe?)De vrouw met haar lange haren maakte een ingewikkelde arm beweging en een tel later verscheen er een stukje hout in haar hand. Tot tegen stelling tot dat van de man, was dit kaars recht.'Gij zult vervloekt zijn,' riep de vrouw door de nacht terwijl ze haar stok op de man richtte. De man leek verstijft te zijn.'Als de maan sterft, zult gij met haar sterven. Als de maan herrijst zult gij met haar herrijzen.'De stok van de vrouw straalde een witte gloed uit.'Gij zult alleen toverkunst kunnen verrichten als de menselijke wolven de maan toe roepen!' riep ze. Een witte lichtstraal werd door de stok uitgebraakt en suisde naar de man die nog steeds verstijft naar de vrouw stond te staren.
'Gij bent vervloekt door de maan, Grindewald.'