Hoofdstuk 11
Blijkbaar was James het niet vergeten, want toen ze de
volgende morgen opstonden, zagen ze dat de tent van Sneep was
ingestort. Het zag er nogal belachelijk uit, want Sneep lag onder een
tentstok en Malfidus zat in het tentdoek gewikkeld. Lily kon er dus
wel om lachen, maar zei wel dat het zo wel genoeg was. Ze hadden het
verder aan niemand verteld. Marlou en Sirius waren om vier uur 's
nachts de tent binnengekomen met de mededeling dat ze verkering
hadden.
"Nou, ik ben blij voor je Marlou, maar je weet wat ik
gezegd heb-" zei Lily.
"Ja, ik weet het, Lily. Maar volgens
mij is het dit keer anders." onderbrak Marlou haar. Lily haalde
haar schouders op.
"Wat is er allemaal gebeurd vannacht?"
vroeg James een eindje verderop aan Sirius.
"Niks bijzonders. We
hebben de hele nacht in het gras gelegen en wat slap zitten lullen…"
zei Sirius.
"Ik geloof er niks van. Zo ben jij niet." zei
James.
"Ik dacht eerst ook dat je niet zo was dat Lily je
vriendin zou worden," zei Sirius.
"Eh…nou en. Maar zeg nou
eens eerlijk?" zei James.
"Ik meen het serieus. Er is niks
gebeurd." zei Sirius en hij keek er zo serieus bij dat James hem
wel geloofde.
"Dus dit keer is het eh….echt?" zei
James.
"Yep. En hoe is het met Lily? Ik heb jullie heus wel zien
liggen…" zei Sirius grijnzend.
"Goed! We…eh…nee, laat
maar." zei James. Hij wou nog niet vertellen over het
'huwelijksaanzoek'. Sirius zou hem toch alleen maar voor gek
verklaren.
"Nee, wat? Vertel!" zei Sirius.
"Nee, laat
maar, je lacht me toch uit." zei James.
"Echt niet! Tenzij het
iets hilarisch is…" zei Sirius.
"Jaja," mompelde
James.
"Kom op nou…" zeurde Sirius.
"Oké dan…"
gaf James zich over. Hij verlaagde zijn stem. "Lily en ik…hebben
besloten te trouwen zodra we van Zweinstein zijn." Het was een hele
tijd stil.
"Heh…jij, trouwen? Met Lily?" zei Sirius. James
knikte.
"Wauw! Wanneer? Wordt het een grote of een kleine
bruiloft? Mag ik getuige zijn?" barstte Sirius opeens los.
"Eh…nou,
weet ik nog niet hoor. Misschien wachten we trouwens wel tot we 18
ofzo zijn…" zei James een beetje verbaasd door Sirius'
reactie.
"Waarom zou je?" zei Sirius luid.
"Ssssh! Ga het
nou niet tegen iedereen zeggen…" smeekte James. Sirius liet zijn
armen, die hij hoog in de lucht had geheven, op zijn schoot
ploffen.
"Oké," zei hij.
Twee dagen later was
het eindelijk tijd voor de derde en laatste opdracht. De groepjes
stonden midden in het veld klaar om op Perkamentus' sein allemaal
een andere kant op te rennen.
"We gaan beginnen. Als het
misgaat, schiet dan rode vonken, dan komen we jullie halen. Succes.
3…2…1….START!" zei Perkamentus. Alle groepjes renden
weg.
"Waar is Remus?" vroeg Lily toen ze door het bos
banjerden. James wees naar boven. Het was volle maan.
"Oh, maar
waar issie dan naartoe?" vroeg Sirius, die ook meeluisterde.
"Geen
idee…." zei James en hij ving Lily nog net op toen ze over een
boomwortel struikelde.
"Horen jullie dat?" zei Mandy angstig.
Iedereen bleef even stilstaan om te luisteren. Ze hoorden een soort
gegrom.
"Wat is dat?" zei April. Ze liepen een stuk verder en
zagen een enorm beest staan, maar konden niet goed zien wat het was.
Het gromde dreigend.
"Lumos," zei Sirius. Zijn toverstok
lichtte op, maar het beest was al verdwenen.
"Kom, we gaan
verder," zei hij.
"Weet je zeker dat dat een goed idee is?"
zei Marlou huiverend.
"Jaa, kom nou maar," zei Sirius. Hij
pakte haar hand en trok haar mee. De rest liep achter ze aan. Er
gebeurde een hele tijd niets, tot het opeens heel erg koud werd.
"Aah, Dementors!" gilde Maxime, wijzend op een hele grote
groep zwarte gedaantes. James deed een stap naar voren, tegelijk met
Sirius.
"Expecto Patronum!" riepen ze tegelijk. Twee zilveren
dieren schoten uit hun toverstokken, bij Sirius een hond en bij James
een hert. Ze beesten renden naar de Dementors toe. Ze gleden weg en
het werd meteen weer warm.
"Wow! Waar hebben jullie die spreuk
geleerd?" zei Lily.
"Van Remus," zeiden Sirius en James
tegelijk. Ze grijnsden en liepen verder.
Onderweg kwamen ze alleen
nog gevaarlijke planten tegen. Ze liepen en liepen, maar er gebeurde
verder niets bijzonders…tot ze uiteindelijk bij een open plek
aankwamen.
"Hehe," pufte Elke. "Zou het hier zijn?"
"Sirius," zei James met trillende stem.
"Wat?" zei
Sirius. James wees naar een plek tussen twee bomen, waar een
volwassen weerwolf zat.
"Shit…" zei Sirius langzaam. De
anderen keken naar hem, en alleen Lily begreep wat er gebeurde.
"Oke, rustig mensen…RENNEN!" schreeuwde Sirius opeens. Een
paar mensen gilden en renden zo hard ze konden weg. De weerwolf kwam
op ze afgerend, maar James en Sirius waren getransformeerd en Peter
blijkbaar ook, want die was nergens meer te zien. Lily veranderde in
een Terzieler. Ze galoppeerde naar het groepje mensen die aan het
rennen was toe en bogo voro ze zodat ze konden opstappen.
"Een
Terzieler!" zei Elke, die ze blijkbaar kon zien.
"Waar?"
zei Maxime om zich heen kijkend.
"Hier…we moeten opstappen,
geloof ik!" zei Elke. Ze hielp eerst Maxime erop en ging toen zelf
zitten. Lily keek om zich heen, maar de rest was nergens meer te
zien.
"We moeten naar Perkamentus…snel!" zei Elke. Dat had
Lily al begrepen, maar nu moest ze nog vliegen…met twee mensen op
haar rug! Ze dacht weer aan de avond dat ze met James had
geoefend….Ze spreidde haar vleugels….ze vloog de lucht
in…
James, Sirius, Peter en Remus zaten in het kantoor van
Perkamentus met een kop warme chocomel. Ze wachtten op Perkamentus,
die de orde aan het herstellen was in het kamp.
"Ik had niet mee
moeten gaan…" zei Remus krijtwit.
"Het is niet jouw
schuld," zei Sirius.
"Jawel! Ik ben uit dat krot ontsnapt,
zei Perkamentus, ik had wel iemand kunnen bijten, of vermoorden! Of
misschien heb ik dat al gedaan!" zei Remus gefrustreerd.
"Je
hebt niets aangevallen." zei James.
"Wat zeggen we nu tegen
Perkamentus?" zei Peter.
"Goeie vraag." zei Sirius. Hij nam
een grote slok chocomel. Perkamentus kwam opeens de haard uitgestapt.
Hij glimlachte en ging zitten.
"Goed, vertel me eens wat er
gebeurd is." zei hij. Peter begon te vertellen voordat iemand hem
kon tegenhouden.
"Nou, we zagen Remus in zijn weerwolfvorm, dus
we veranderden-" James gaf hem zo onopvallend mogelijk een schop en
keek hem waarschuwend aan. "Eh…we veranderden van blij naar
bang." verzon hij snel. Daarna nam Sirius gauw het woord, voordat
Peter er nog meer stomme dingen zou uitflappen.
"De hele groep
rende weg en Remus viel ons aan, maar we konden hem nog ontwijken. We
verstopten steeds en na een kwartier konden we uiteindelijk
ontsnappen." zei hij. Perkamentus knikte.
"Sorry, professor,
dit had niet-" begon Remus.
"Het is niet jouw schuld, Remus!"
onderbrak Perkamentus hem fronsend.
"Ik had niet mee moeten
komen…" zei Remus.
"Natuurlijk wel! Als jij niet ging, zou
ik ook niet gaan." zei James. De anderen knikten instemmend.
"Nou,
gelukkig is alles goed afgelopen. Jullie kunnen naar de Grote Zaal
gaan, waar we het jaar gaan afsluiten," zei Perkamentus. De jongens
zuchtten opgelucht en liepen naar de Grote Zaal.
Vreemd genoeg
zei Perkamentus niets over de aanval toen hij zijn toespraak hield.
Alle zevendejaars kregen hun PUIST-uitslagen, en daarna begonnen ze
aan het feestmaal en liepen naar de leerlingenkamer om te gaan
slapen.
Die nacht klonk er een keiharde knal uit de Grote Zaal.
Lily ging geschrokken rechtop zitten, net als de anderen. Iedereen
sprintte naar beneden, dit wilden ze niet missen. In de Grote Zaal
was heel veel vuurwerk te zien. Sirius en James stonden lachend aan
de kant naast de doos met nog meer vuurwerk. Lily liep naar ze
toe.
"Waar zijn jullie mee bezig!" riep ze door het geknal en
gelach heen.
"Tja, laatste nacht hè. Dan moet er toch nog
iets spectaculairs gebeuren?" zei Sirius.
Lily glimlachte.
"Ja,
je hebt gelijk." zei ze. Ze keek naar het vuurwerk. Professor
Anderling kwam woedend de zaal binnen, en even later Perkamentus.
Anderling brulde iets naar Sirius en James, maar Perkamentus keek
geamuseerd naar het vuurwerk en glimlachte naar ze.
Na een
halfuur had iedereen het wel gezien, en Perkamentus toverde het
vuurwerk weg en zei dat ze nu echt moesten gaan slapen.
De
volgende morgen stond iedereen te laat op en rende paniekerig door de
kamers omdat ze vanalles kwijt waren.
"Waarom mogen we niet
Verschijnselen?" vroeg Shirley, toen ze even later in de koetsen op
weg naar de Zweinsteinexpress zaten.
"Omdat niet iedereen
geslaagd is, en je kan niet Verschijnselen of Verdwijnselen op
Zweinstein. En het is altijd gezellig in de trein, toch?" zei Lily.
Ze keek nog één keer achterom naar Zweinstein, de
school die bijna haar thuis was geworden…
Gezellig was het zeker
in de Zweinsteinexpress. De zevendejaars vierden zelfs in de trein
nog feest, vooral door Sirius en James, die de mevrouw van het
etenskarretje hadden gedwongen om vaker langs te komen. Ze hadden nog
wat van het overgebleven vuurwerk in de coupé van Sneep,
Malfidus en nog een paar andere Zwadderaars gegooid, zodat die even
later gillend langskwamen.
"Nou, dat was het dan," zei Lily.
Ze stond tegenover James op het perron.
"Ja. Maar nu nog zo'n
kus als vorig jaar en mijn dag kan niet meer stuk," zei james
grijnzend. Lily lachte even en gaf hem een lange kus…
Ze liepen
door de muur heen en kwamen op perron 9 terecht.
"Hoi mam!"
zei Lily. Ze trok James mee.
"Hoi Lily! Hoe was je schooljaar?
Hoi…eh…James?" zei haar moeder. James knikte.
"James is nu
mijn vriend," zei Lily.
"Ah, leuk!" zei Lily's moeder.
Haar vader bekeek hem eens achterdochtig.
"Eh..Lily, ik moet
gaan…mijn ouders wachten thuis." zei James.
"Oké,"
zei Lily. Ze gaven elkaar nog een snelle kus en Lily stapte in de
auto.
