Hoofdstuk 14
James zat bij Sirius op de bank en vertelde wat er
gebeurd was.
"Sukkel! Waarom heb je dat dan ook gezegd! Wil je
echt niet trouwen?" zei Sirius toen hij uitverteld was.
"Nou…"
begon James. Marlou Verschijnselde opeens, met allemaal spullen bij
zich.
"Hallo, o mooiste engel uit mijn paradijs!" zei Sirius
grijnzend.
"Sirius…" zei Marlou vermoeid.
"Ze haat het
als ik dat zeg," zei Sirius lachend.
"Waarom heb je al die
spullen bij?' vroeg James.
"Ik ga hier wonen," zei Marlou
grijnzend. "Zou je het niet eens goed gaan maken met Lily?"
"Hoe
weet jij dat?" zei James.
"Ik ken haar al meer dan 10 jaar…ze
vertelt mij dingen, weet je." zei Marlou.
"Oh…wat zei ze
tegen jou dan?" zei James.
"Eh….ga nou maar zelf naar haar
toe…en ga het goedmaken, want ze denkt serieus dat je een ander
hebt ofzo…" zei Marlou.
"Maar dat is helemaal niet zo!"
protesteerde James.
"Dat geloof ik ook wel…" zei
Marlou.
"Nou, wat moet ik dan zeggen?" zei James.
"Volgens
mij heb je nog nooit aan iemand je excuses aangeboden, Gaffel." zei
Sirius.
"Jij wel dan?" zei James.
"Eh…" zei
Sirius.
"Nou, ik zal het eens voor doen. Kan je dit spellen:
Het-spijt-me?" zei Marlou.
"Ha ha. Alsof ze me dan gelooft!"
zei James.
"Nou, weet ik veel, dan neem je toch een bos bloemen
mee ofzo?" zei Sirius. "Meiden houden van bloemen. Misschien is
ze wel gewoon bokkig omdat ze ongesteld is ofzo," Marlou
zuchtte.
"Mannen," zei ze.
"Nou, het is toch zo?" zei
Sirius schouderophalend. Marlou keek naar James, die ook zijn
schouders ophaalde.
"Natuurlijk, Sirius….James, ga nou maar
naar haar toe. Ze zal wel bij haar ouders zijn." zei ze. James
knikte en Verdwijnselde.
Hij belde aan bij Lily's ouders. Er
deed niemand open. Hij belde ook nog bij het huis van zijn eigen
ouders aan, maar zijn moeder zei dat ze Lily niet gezien had. Hij
Verdwijnselde naar zijn eigen huis en belde naar Lily's ouders. Er
nam niemand op.
"Shit," mompelde hij. Buiten barstte de hemel
open. Het begon te stortregenen en te onweren. James Verdwijnselde
weer naar Sirius, waar Sirius nog steeds met Marlou zat.
"Hey
Gaffel…wat is er?" zei Sirius bij het zien van James' witte
gezicht.
"Ze is weg! Ik kan haar nergens vinden…" zei
James.
"Ben je al bij haar ouders geweest?" zei Marlou.
"Ja,"
antwoordde James.
"We kunnen ook naar de Orde gaan…" zei
Sirius.
"Goed idee!" zei James. Hij Verdwijnselde al en Sirius
en Marlou even later ook.
"Albus?" zei James. Zijn stem echode
door de hal, waar niemand was. Perkamentus kwam even later
binnen.
"Lily is weg! Ik kan haar nergens vinden…heb jij haar
gezien?" zei James paniekerig.
"Rustig, James. Waarom en
wanneer is ze weggegaan?" zei Perkamentus, kalm als altijd.
"Een
halfuur geleden ofzo…omdat…eh…we hadden ruzie…" zei James.
Perkamentus knikte begrijpend. "Ik ben al bij haar ouders geweest,
en bij de mijne, en thuis, en bij Sirius, maar ik heb haar nog steeds
niet gevonden…"
"Is ze niet gewoon in de stad ofzo?"
suggereerde Sirius.
"Natuurlijk niet, sukkel-" zei James.
"Dat
zou best kunnen," onderbrak Perkamentus hem. "Sirius, James, gaan
jullie daar zoeken. Marlou, wij gaan naar de Wegisweg." Marlou
knikte.
"Laat je haar heel?" zei Sirius knipogend. Perkamentus
glimlachte even en Verdwijnselde toen tegelijk met Marlou. Sirius en
James gingen naar de stad.
Ze liepen over de natte straten.
"Man,
ik lijk wel een verzopen kat. Waarom moeten we nou een hele zoekactie
inzetten? Ze is nog maar even weg…" zei Sirius.
"Als je die
brief van Perkamentus over de Orde nou eens goed gelezen had, zou je
misschien snappen waarom!" snauwde James. Sirius besloot dat hij
maar beter zijn mond kon houden.
Ze vonden nergens een spoor van
Lily, en er was ook geen mens te zien op straat. Het begon al te
schemeren, en ze sloegen rechtsaf naar de enige straat waar ze nog
niet geweest waren. Opeens sprong er iemand bovenop Sirius. Het was
een man met een zwarte muts op, die in Sirius' jaszakken probeerde
te graaien.
"Rot op man!" riep Sirius. James probeerde de man
van hem af te trekken, maar dat was geen succes, dus pakte hij zijn
toverstok.
"Ga wel, eikel!" zei hij woedend. De man keek op,
naar de toverstok van James.
"Wat wou je doen met dat takje?"
zei hij gemeen grijnzend.
"Zal ik je laten zien. Impedimenta!"
zei James. De man werd naar achteren gesmeten en James hielp Sirius
overeind.
"Stomme Dreuzel." zei Sirius kwaad. Ze liepen weer
verder de lange straat in, waar ze alleen nog een paar zwervers
tegenkwamen.
Een halfuur later zaten ze weer bij de Orde. Ze
wachtten tot Perkamentus en Marlou terug kwamen.
"Niks
gevonden?" vroeg Sirius. Marlou schudde haar hoofd. James begroef
zijn gezicht in zijn handen.
"Kom op nou James, ze komt heus wel
terug!" zei Marlou.
"Ik ben ook zo'n sukkel!" riep James
uit.
"Maar-" begon Marlou.
"Ik ga naar huis," zei James
kortaf.
Hij voelde zich echt vreselijk stom. Hij kon zich niet
voorstellen dat Lily zomaar zo lang weg zou bleven…misschien was er
wel iets ergs met haar gebeurd…
Opeens kreeg hij een idee. Het
was wel een raar idee…maar het zou toch kunnen…ja. Hij
Verdwijnselde naar het huis van Lily's zus Petunia…
"Ja?"
gromde Herman Duffeling, toen hij de deur opendeed.
"Is
eh…Petunia er?" vroeg James.
"Hoezo?" zei Herman.
"Het
gaat over Lily..." zei James. Petunia verscheen achter Herman.
"Wat
is er met Lily," zei ze koel.
"Heb jij haar gezien?" vroeg
James snel.
"Nee, hoezo?" zei Petunia.
"Ze is al twee uur
kwijt…" zei James teleurgesteld.
"Oh…" zei Petunia.
James zag dat ze even bezorgd keek.
"Nou, dan ga ik maar weer…."
zei James en hij Verdwijnselde alweer naar huis.
Toen hij
thuiskwam stond Marlou voor de deur.
"James! Je moet meekomen!"
riep ze. "Lily is gevangen…door Dooddoeners!"
