En Sirius lachte.

Hij lachte zo hard dat de tranen langs zijn gezicht naar beneden drupte, hij stikte bijna in de bulderende schaterlach die aan zijn keel ontsnapte – en Sirius lachte.

Eigenlijk was de hele situatie niet eens zo lachwekkend.

Wat hij ook probeerde, de lach werkte zich een weg naar buiten, hij kon er niet mee stoppen ook al wist hij dat de situatie absoluut niet het lachen waard was. Het was gewoon – hij moest lachen, anders zou hij sterven – en Sirius lachte.

Wormstaart had de Potters verraden

Het deed pijn in zijn buik, zijn buikspieren zouden echt gaan barsten als hij niet ophield – hij hikte, hij stikte – en Sirius lachte.

Een heleboel Dreuzels waren opgeblazen

Vaag kon Sirius de schimmen van Schouwers ontwaren – oh, waarom ook niet, ze waren vast bezorgd om zijn gelach en om de arme vinger van Wormstaart die was achtergebleven en Sirius lachte.

Hij had het gewoon moeten voorzien.

Gierend haalde Sirius adem, probeerde om zijn buik in te houden, maar het leek wel alsof iets bezit had genomen van zijn lichaam. Een vreemd gevoel van euforie probeerde zich vrij te worstelen aan de greep van Sirius' zelfbeheersing, een totaal misplaatste blijdschap was over hem gekomen. En Sirius lachte.

Het was écht niet grappig

En Sirius lachte.